Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2282/JA, 16 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:16-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2282/JA

betreft: [klager] datum: 16 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens

[...], geboren op 27 juni 1994, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 juli 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Het Keerpunt te Cadier en Keer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 september 2015, gehouden in de rechtbank te Utrecht, is klagers raadsman voormeld gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.
De directeur van de j.j.i. Het Keerpunt heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft op 24 augustus 2015 een schriftelijke reactie toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een op 1 mei 2015 opgelegde ordemaatregel van 7 dagen plaatsing in zijn eigen kamer wegens uitspraken die klager heeft gedaan naar het personeel en een op 7 mei 2015 opgelegde verlenging van de ordemaatregel.

De beklagcommissie heeft het beklag formeel gegrond verklaard zonder toekenning van een tegemoetkoming en materieel ongegrond verklaard.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er was geen sprake van negatief gedrag van klager en daarbij rechtvaardigt een dergelijk gedrag de toepassing van artikel 23 Bjj niet. Hiertoe kan
slechts worden overgegaan indien dit noodzakelijk is in het belang van de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van klager of van de uitvoering van het hem betreffende perspectiefplan. Voorts heeft er feitelijk geen doseerprogramma plaatsgevonden.
Gedurende de hele periode geen sprake geweest van deelname aan gemeenschappelijk activiteiten en ook overigens is er geen sprake geweest van een (voldoende) gefaseerde opbouw naar deelname aan die gemeenschappelijke activiteiten.
Ter zitting heeft de raadsman daar nog aan toegevoegd dat er niet van een opbouw van activiteiten gesproken kan worden als een jeugdige weliswaar op de leefgroep mag verblijven, maar er dan geen andere jongeren zijn. Er is derhalve geen sprake geweest
van opbouw van activiteiten.

De directeur heeft zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Aanleiding voor de opgelegde maatregel was het negatieve en zelfs dreigende gedrag van klager in de dagen voorafgaand aan het opleggen van de maatregel waardoor er onrust en spanning op de groep ontstond. In het belang van de verdere uitvoering van
klagers perspectiefplan is artikel 23 Bjj opgelegd in plaats van een reguliere ordemaatregel. De orde en veiligheid was weliswaar ook in het gedrang maar middels het opleggen van artikel 23 Bjj kon geleidelijke terugkeer in de groep opgebouwd worden
(i.p.v. volledige uitsluiting). Klager heeft echter diezelfde dag een incident veroorzaakt, waarbij hij een afdelingsmanager een gerichte vuistslag heeft gegeven. Dit incident vond plaats tijdens het gesprek over de opgelegde maatregel. Naar aanleiding
van dit incident is klager naar de afzonderingsruimte geplaatst en is op maandag 4 mei 2015 terug op zijn kamer geplaatst ter continuering van de eerder opgelegde ordemaatregel van 1 mei 2015.
Op dinsdag 5 mei 2015 is klager vervolgens gestart met zijn eerste opbouwmoment in de leefgroep. In het teamoverleg van 7 mei is besloten om de maatregel met een week te verlengen omdat er onvoldoende vooruitgang was geboekt. Klager vertoonde n.a.v.
het
incident geen zelfinzicht en bagatelliseerde de feiten. Zodoende is klager op donderdag 7 mei 2015 gehoord en is hem de beschikking overhandigd van de verlenging van de maatregel van artikel 23 Bjj. Gedurende de uitvoering van de maatregel verbleef
klager zowel op de kamer als in de leefgroep.

3. De beoordeling.
Namens klager wordt geklaagd over de opgelegde ordemaatregel van 7 dagen plaatsing in zijn eigen kamer vanaf 1 mei 2015 tot 7 mei 2015. Later op die dag wordt klager naar aanleiding van fysieke agressie tegenover de unit coördinator in de
afzonderingscel geplaatst. Als hij op maandag 4 mei 2015 teruggeplaatst wordt naar zijn eigen kamer wordt de verdere uitvoering van de reeds opgelegde maatregel op basis van artikel 23 Bjj gecontinueerd zodat klager gefaseerd terug kan keren op de
groep.
Aan de orde is enkel de materiële ongegrondverklaring.
Ingevolge het derde lid van artikel 23 Bjj kan de directeur de jeugdige gedurende ten hoogste een week uitsluiten van verblijf in de groep of beperken in de deelname aan gemeenschappelijke activiteiten, indien dit noodzakelijk is in het belang van zijn
geestelijke of lichamelijke ontwikkeling of van de uitvoering van het hem betreffende perspectiefplan.
Uit de stukken komt duidelijk naar voren dat klager de maatregel is opgelegd vanwege zijn negatieve en dreigend gedrag. Bij een dergelijk gedrag acht de beroepscommissie het wel degelijk in het belang van de geestelijke ontwikkeling van de jeugdige hem
tijdelijk van de groep te halen. In het midden kan dan blijven of er sprake is geweest van uitsluiting van activiteiten dan wel vermindering van activiteiten, nu in bedoeld artikel de mogelijkheid van uitsluiting gegeven wordt. In samenhang met het op
1
mei 2015 plaatsgevonden incident waarbij klager wederom agressie heeft getoond jegens het personeel door de afdelingsmanager een kaakslag te geven, is de op 7 mei 2015 daaropvolgende verlenging van de maatregel gerechtvaardigd te achten.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. H. Heddema en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 16 oktober 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven