Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1831/GA, 12 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1831/GA

betreft: [klager] datum: 12 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.B. Braanker, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 mei 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 september 2015, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klager en zijn raadsvrouw mr. N. El Farougui. De directeur van de p.i. Dordrecht heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter
zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de plaatsing van klager op een meerpersoonscel, ondanks zijn medische klachten;
b. de beslissing van de inrichtingsarts om klager arbeidsgeschikt te verklaren.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Beide klachten betreffen door of namens de directeur
jegens klager genomen beslissingen. Bij de beoordeling van een al dan niet aanwezige contra-indicatie is onvoldoende rekening gehouden met klagers medische gesteldheid. Hij heeft een hoge bloeddruk en hij heeft operaties ondergaan. Ook heeft hij last
van een lage bloedsuikerspiegel ten gevolge waarvan hij hoofdpijn heeft, duizelig is en constant moe is. Op een meerpersoonscel krijgt klager niet de rust die hij nodig heeft. Klager heeft de medische dienst en de inrichtingspsycholoog hierover
gesproken. Hij verbleef in de p.i. Krimpen aan den Ijssel niet op een meerpersoonscel. In het dossier bevinden zich geen stukken waaruit blijkt dat klager in voormelde inrichting wel op een meerpersoonscel verbleef. Ook bevinden zich geen stukken in
het
dossier waaruit blijkt dat de inrichtingspsycholoog geen contra-indicatie aanwezig acht. Deze informatie kan daarom niet worden geverifieerd. Inmiddels verblijft klager op een eenpersoonscel.
Klagers huidige medische situatie belet hem om enige vorm van arbeid binnen de inrichting te verrichten. De inrichtingsarts heeft bij zijn beslissing onvoldoende rekening gehouden met de beslissing van het UWV waaruit blijkt dat hij voor 80 tot 100%
arbeidsongeschikt is verklaard. Klager had derhalve ook door de inrichtingsarts arbeidsongeschikt verklaard moeten worden. In het dossier bevindt zich geen stuk van de inrichtingsarts waaruit blijkt dat hij arbeidsgeschikt is. Deze informatie kan
daarom
niet worden geverifieerd. Klagers arbeid in de inrichting bestaat uit het inpakken van pallets. Hij tilt zware dozen. Hierdoor moet hij extra medicatie slikken. De voorbereiding op een terugkeer in de samenleving kan
– naast arbeid – ook op andere manieren worden bereikt.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In beide klachten wordt het advies van de inrichtingsarts betwist. Klager had daarom een medische klacht moeten
indienen.
Alle gedetineerden in de p.i. Dordrecht moeten tijdelijk verblijven op een meerpersoonscel, tenzij sprake is van een contra-indicatie. In klagers geval is geen sprake van een contra-indicatie. Klager verbleef in de p.i. Krimpen aan den Ijssel op een
meerpersoonscel en de inrichtingspsycholoog heeft geen contra-indicatie aanwezig geacht.
Arbeid in de inrichting heeft niet hetzelfde karakter als arbeid buiten de inrichting. In detentie wordt arbeid aangeboden om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te bieden. De inrichtingsarts heeft bepaald dat klager binnen de inrichting arbeid
kan verrichten.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Op grond van artikel 20 en 21 van de Pbw in samenhang bezien met artikel 11a, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing
van gedetineerden kan de directeur een gedetineerde die in een regime van algehele of beperkte gemeenschap is geplaatst een meerpersoonscel toewijzen, tenzij de gedetineerde daarvoor ongeschikt wordt geacht. De beslissing om klager op een
meerpersoonscel te plaatsen kan derhalve worden aangemerkt als een beslissing van de directeur en is beklagwaardig. Mitsdien zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Aan de orde is de vraag of de directeur al dan niet zorgvuldig is geweest in zijn beoordeling met betrekking tot het al dan niet aanwezig zijn van één of meer contra-indicaties bij klager. In dit geval is niet gebleken dat de directeur onzorgvuldig
heeft gehandeld. Hierbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat klager met de medische dienst heeft gesproken over zijn medische gesteldheid en dat klager op 14 oktober 2014 van de inrichtingspsycholoog heeft gehoord dat geen
contra-indicatie aanwezig is voor plaatsing op een meerpersoonscel. Dit is in het MDO besproken en bevestigd. Niet is gebleken dat in klagers inrichting van herkomst (p.i. Krimpen aan den Ijssel) sprake was van een contra-indicatie voor verblijf op een
meerpersoonscel. Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Het beklag is gericht tegen de beslissing van de inrichtingsarts om klager arbeidsgeschikt te verklaren. Tegen een dergelijke beslissing staat
geen beklag open. Indien een gedetineerde zich niet kan verenigen met (medisch) handelen van de inrichtingsarts, kan hij een verzoek tot bemiddeling indienen bij het Hoofd van de medische dienst van de inrichting waarna hij desgewenst, met tussenkomst
van de Medisch Adviseur, beroep kan instellen bij de Raad. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter derhalve bevestigen met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake het beklag als vermeld onder a., verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. G.M. Mohanlal, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 12 oktober 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven