Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1804/GA, 8 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:08-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1804/GA

betreft: [klager] datum: 8 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 juni 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij het Detentiecentrum Zeist,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 september 2015, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klager en [...], afdelingshoofd van het Detentiecentrum Zeist.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel, omdat klager
– zo begrijpt de beroepscommissie – zonder toestemming uit zijn verblijfsruimte is gelopen en hij vervolgens begon te spugen en in het rond begon te trappen;
b. de omstandigheid dat klager een kneuzing aan zijn hand heeft opgelopen door de wijze waarop hij is overgebracht naar de strafcel.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klagers klacht is gericht tegen de disciplinaire straf alsmede tegen de omstandigheid dat hij pijn aan zijn hand heeft
opgelopen door de wijze waarop hij naar de strafcel is overgebracht. Klager wil niet verblijven op een meerpersoonscel. Nadat hij terugkwam van bezoek is hij te vroeg ingesloten. Toen zijn celgenoot na de recreatie de cel binnenkwam, is klager rustig
uit de cel gelopen. Hij betwist dat hij uit de cel is gerend.

Het afdelingshoofd heeft namens de directeur het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het afdelingshoofd was aanwezig bij het onderhavige incident. Een kwartier voor de
beëindiging van het dagprogramma riep klager al dat hij niet de meerpersoonscel in zou gaan, maar hij is toch ingesloten. Zijn celgenoot nam op het moment van klagers insluiting nog deel aan de recreatie. Toen klagers celdeur werd geopend om zijn
celgenoot in te sluiten wilde klager de cel uitlopen. Het afdelingshoofd weet niet op welke plek klager zich toen in de cel bevond. Klager heeft na zijn overplaatsing naar de strafcel direct geklaagd over pijn aan zijn hand. Geconstateerd is dat hij
een
kneuzing heeft opgelopen. De directeur denkt dat hij dit zelf heeft gedaan, omdat hij op zijn celdeur heeft geslagen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a. van het beklag overweegt de beroepscommissie het volgende.
Het afdelingshoofd, die aanwezig was bij het onderhavige incident, heeft ter zitting verklaard dat klager zonder toestemming uit zijn verblijfsruimte is gelopen toen de celdeur door medewerker S. werd geopend. Klager heeft dit niet betwist. Gelet op
hetgeen is vermeld in het verslag – opgemaakt door medewerker S. – acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat klager vervolgens fysiek agressief is geweest tegen S. alsmede dat klager richting personeel trappende bewegingen heeft gemaakt en
heeft
gespuugd toen hij onder controle werd gebracht. De beslissing van de directeur om klager onderhavige disciplinaire straf op te leggen kan derhalve niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep inzake dit
onderdeel van het beklag ongegrond verklaren.

Ten aanzien van onderdeel b. van het beklag overweegt de beroepscommissie dat niet kan worden vastgesteld dat de door klager opgelopen kneuzing aan zijn hand door personeel is toegebracht. Hierbij heeft zij in aanmerking genomen dat klager op zijn
celdeur heeft geslagen en dat uit de stukken aannemelijk is geworden dat klager zich tijdens zijn overbrenging naar de strafcel fysiek heeft verzet. De beroepscommissie zal het beroep ook voor wat betreft dit onderdeel van het beklag ongegrond
verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. G.M. Mohanlal, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 8 oktober 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven