Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3084/GB, 12 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/3084/GB

Betreft: [klager] datum: 12 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 september 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 18 november 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie De Schie.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft, alvorens zijn strafzaak op 31 oktober 2013 inhoudelijk werd behandeld, in totaal slechts ruim een week in voorlopige hechtenis doorgebracht. In de periode
na de schorsing van de voorlopige hechtenis tot aan de inhoudelijke behandeling (een periode van twee jaar) heeft klager de rechtbank meerdere malen verzocht zijn strafzaak inhoudelijk te behandelen, omdat klager gebukt ging onder de zware last die de
zaak met zich meebracht. Klager heeft zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis gehouden aan de bijzondere voorwaarden. In het meest recente advies van 11 oktober 2013 wordt opgemerkt dat het contact met Het Dok medio 2012 positief is
afgesloten. Ook wordt vermeld dat het verplichte reclasseringstoezicht naar behoren verloopt. Een aantal dagen voor de inhoudelijke behandeling heeft klagers (voormalig) toezichthouder aangegeven het toezicht positief af te sluiten. Klager heeft zich
dan ook aan de gestelde voorwaarden gehouden. Het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM) bevreemdt klager. De feiten dateren van 2011 en begin 2012. Klager heeft na januari 2012 nooit meer contact opgenomen met de aangeefster in zijn
strafzaak. Het OM heef er, door geen zitting voor de inhoudelijk behandeling in te willen plannen, zelf voor gekozen klager een periode van ruim twee jaar vrij rond te laten lopen. Op 17 juni 2015 heeft het Gerechtshof aan klager een lagere straf
opgelegd. Een van de redenen hiervoor was het feit dat voor klager, na een lange periode van onzekerheid, het einde van de detentie in zicht moest komen. De detentie valt klager zwaar. Hij heeft verschillende gezondheidsklachten. Het OM verlangt dat
voor klager hulpverlening wordt opgestart. Klager is van mening dat hulpverlening juist kan worden geboden in het kader van deelname aan een p.p. en de daaropvolgende voorwaardelijke invrijheidstelling.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Uit het (verouderde) reclasseringsadvies blijkt dat de interventies die nodig zijn om tot recidiveverlaging te komen niet overeen
komen
met deelname aan een p.p. Zo heeft klager geen hulp nodig bij het vinden van werk en is er ook geen behoefte aan arbeidstoeleiding. Wel wordt een ambulante behandeling bij bijvoorbeeld Het Dok geadviseerd. Risico’s konden niet worden ingeschat vanwege
klagers ontkennende houding. Hoewel in het selectieadvies eerst wordt voorgesteld klager deel te laten nemen aan een p.p., wordt later in hetzelfde advies voorgesteld klagers verblijf in de gevangenis van de locatie De Schie te continueren en aan hem
geen verlof te verlenen. Voorts heeft het OM negatief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van vrijheden gelet op de ontkennende houding van klager, waarmee hij de ernst van de feiten waarvoor hij is veroordeeld ontkent. Ook wordt gemeld dat klager
een eerder opgelegd huisverbod heeft overtreden. Het OM acht hulpverlening van groot belang en acht een risico op ongewenste confrontatie met het slachtoffer alsmede een risico op recidive aanwezig. De selectiefunctionaris is van mening dat deelname
aan
een (basis) p.p. geen passend traject is gelet op klagers problematiek.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het p.p. en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Uit het selectieadvies van de locatie De Schie volgt dat klager is veroordeeld voor verkrachting, huiselijk geweld en overtreding van het huisverbod. De directeur van de locatie De Schie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlenen
van vrijheden, onder meer omdat de einddatum van klagers detentie op 27 oktober 2016 zou zijn gesteld. Uit de stukken volgt echter dat de einddatum van klagers detentie (thans) gesteld is op 4 november 2015. Voorts blijkt uit het selectieadvies dat de
vrijhedencommissie van de locatie De Schie van mening is dat het advies van het OM inhoudelijk onvoldoende is beargumenteerd. De vrijhedencommissie adviseert dan ook positief voor deelname aan een p.p. Volgens de adviezen van de reclassering en de
directeur van de p.i. heeft klager zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis van 20 september 2011 tot en met 14 november 2013 zowel bij de reclassering als bij de polikliniek Het Dok aan de afspraken gehouden. Hoewel de reclassering het
recidiverisico en het risico op letselschade niet kon inschatten, zijn er volgens de reclassering geen aanwijzingen dat klager zich in de toekomst aan voorwaarden zal onttrekken. Gelet op het voorgaande en nu uit het selectieadvies volgt dat klager
zich
ook binnen de inrichting aan de regels heeft gehouden, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris tot afwijzing van klagers verzoek om deelname aan een p.p. als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt.
Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd.

Nu op grond van artikel 4, tweede lid, aanhef en onder b., van de Pbw het strafrestant bij aanvang van de deelname aan het p.p. ten minste vier weken dient te bedragen, zal de beroepscommissie volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing en de
selectiefunctionaris niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie ziet derhalve aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager en stelt de hoogte daarvan vast op € 150,=.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 150,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 12 oktober 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven