Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1471/GA, 6 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:06-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1471/GA

betreft: [klaagster] datum: 6 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Ppw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Pothast, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 11 mei 2015 van de beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 september 2015, gehouden in de p.i. Almelo, zijn klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. R. Pothast, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde inrichting, gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens onheus gedrag jegens een personeelslid en het herhaald schoppen tegen de deur van de verblijfsruimte.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Door en namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klaagsters lezing van de gebeurtenissen komt niet overeen met hetgeen is vermeld in het schriftelijke verslag.
Klaagster moest tien tot vijftien minuten wachten voordat zij van haar cel werd gehaald om te koken en haar maaltijd op te eten. Toen ze eindelijk werd opgehaald, heeft ze gevraagd waarom het zo lang heeft geduurd. Zij heeft om een klachtformulier
gevraagd. Van het desbetreffende personeelslid kreeg klaagster te horen dat haar toon haar niet beviel. Klaagster is teruggebracht naar haar cel en mocht niet meer koken. Klaagster was hier boos over en heeft uit onmacht een aantal keer tegen haar
celdeur geschopt. Zij ontkent dat zij vijftien minuten lang heeft geschopt. Vervolgens kwamen, zonder waarschuwing, vier personeelsleden klaagsters cel binnen. Klaagster stond rustig bij het raam in haar cel. Haar handen werden vastgepakt, haar armen
werden op haar rug gedraaid, zij werd bij haar nek vastgepakt en haar hoofd werd naar beneden geduwd. Klaagster lag in de afzonderingscel op haar buik op een matras, zij was rustig. Er werden haar handboeien omgedaan. De handboeien zaten heel strak en
werden pas op het laatst, na ongeveer vijf minuten, weer afgedaan. Klaagsters werd in het bijzijn van vier mannelijke personeelsleden van haar kleding ontdaan. Zij heeft zich erg geschaamd. Zij heeft letsel aan haar pols opgelopen, omdat de handboeien
te strak zaten. Klaagster is van mening dat haar ten onrechte het koken is ontzegd nu daarvoor geen noodzaak bestond. Voorts is klaagster van mening dat evenmin een noodzaak bestond haar in afzondering te plaatsen. Bovendien was geen sprake van
omstandigheden die het toegepaste geweld noodzakelijk maakten. Klaagster is van mening dat geen sprake is geweest van gepast geweld. Het op de rug draaien van haar armen en met name het boeien, waren niet noodzakelijk. Klaagster is klein en tenger en
er
waren vier personeelsleden. Bovendien heeft zij geen agressief of onhandelbaar gedrag vertoond dat dergelijke maatregelen rechtvaardigt. Ook de wijze waarop klaagster is ontdaan van haar kleding acht zij onrechtmatig. Ondanks dat zij niet wilde
meewerken aan het uitkleden, hadden geen mannelijke personeelsleden aanwezig hoeven zijn. Er waren immers op dat moment ook al twee vrouwelijke personeelsleden aanwezig. Primair is klaagster van mening dat is gehandeld in strijd met de artikelen 23, 24
en 35 van de Pbw. Subsidiair is klaagster van mening dat de handelwijze als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Het incident heeft grote indruk op klaagster gemaakt. Klaagster verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur is van mening dat niet in strijd met de wet en evenmin onredelijk of onbillijk is gehandeld. Klaagster
verblijft in een PPC. Haar is een time-out van een paar minuten op cel gegeven zodat zij zich kon herpakken. Dit is geen bewaardersarrest. Deze time-out is alleen gerapporteerd in de dagrapportage. Omdat zij langdurig tegen haar celdeur schopte en
bleef
schoppen, hetgeen onrust veroorzaakte op de afdeling, is zij in afzondering geplaatst. Steeds is aan klaagster gevraagd of ze mee wilde werken. Het was noodzakelijk klaagster handboeien om te doen. Ook is aan haar gevraagd of ze wilde meewerken met
uitkleden, maar dat wilde klaagster niet. Op dat moment had de directeur niet meer vrouwelijke personeelsleden beschikbaar. Het was nodig dat er vier mannelijke personeelsleden bij waren. Twee vrouwelijke personeelsleden was niet voldoende. Door de
mannelijke personeelsleden is alleen toezicht gehouden op afstand. Het bewaardersarrest heeft inderdaad langer geduurd dan vijftien uur. De tijd is niet gecontroleerd.

3. De beoordeling
Klaagster voert eerst in beroep aan dat zij ten onrechte is uitgesloten van de activiteit “koken”. De beroepscommissie verklaart klaagster derhalve in zoverre niet-ontvankelijk in haar beroep.

Bewaardersarrest
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid, van de Pbw. Op grond van artikel 24, vierde lid, van de Pbw kan, indien onverwijlde
tenuitvoerlegging van de afzondering geboden is, een ambtenaar of medewerker een gedetineerde voor een periode van ten hoogste vijftien uren in afzondering plaatsen.
Uit het schriftelijk verslag volgt dat het incident op 24 maart 2015 om 16.15 uur heeft plaatsgevonden. Klaagster is vervolgens ingesloten in afwachting van afhandeling van het schriftelijke verslag. Uit de schriftelijke mededeling volgt dat aan
klaagster met ingang van 25 maart 2015 om 11.30 uur de onderhavige disciplinaire straf is opgelegd. De beroepscommissie stelt dan ook vast dat het bewaardersarrest de maximale duur van vijftien uren met meer dan vier uur heeft overschreden.

Voor wat betreft het toegepaste geweld dat is gebruikt bij de plaatsing van klaagster in de afzonderingscel, overweegt de beroepscommissie als volgt. Gelet op hetgeen is vermeld in het schriftelijk verslag acht de beroepscommissie aannemelijk dat
klaagster niet heeft meegewerkt aan haar plaatsing in de afzonderingscel. De beroepscommissie acht, gelet op het bepaalde in artikel 35 van de Pbw, de beslissing klaagster te boeien dan ook niet onredelijk of onbillijk. De beroepscommissie acht niet
aannemelijk dat hierbij disproportioneel geweld is toegepast.

Niet weersproken is dat klaagster door onder meer vier mannelijke personeelsleden in afzondering is geplaatst en dat zij in het bijzijn van deze mannelijke personeelsleden is ontkleed. De beroepscommissie acht dit, gelet op klaagsters postuur en nu is
komen vast te staan dat reeds twee vrouwelijke personeelsleden bij de plaatsing in afzondering aanwezig waren, disproportioneel. Het beroep zal dan ook in zoverre gegrond worden verklaard. Aan klaagster zal in verband hiermee en in verband met de
overschrijding van de maximale duur van het bewaardersarrest een tegemoetkoming van € 15,= worden toegekend.

Disciplinaire straf
De beroepscommissie acht, gelet op hetgeen is vermeld in het schriftelijke verslag, aannemelijk dat klaagster op haar cel langdurig, gedurende minimaal vijftien minuten, tegen de celdeur heeft geschopt en dat zij hiermee de orde, rust en veiligheid in
de inrichting heeft verstoord. Gelet hierop kan de oplegging van een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal in zoverre ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar beroep voor zover zij aanvoert dat zij ten onrechte is uitgesloten van de activiteit koken.

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover de duur van het bewaardersarrest is overschreden en klaagster met behulp van vier mannelijke personeelsleden in afzondering is geplaatst, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en
verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klaagster een tegemoetkoming van € 15,= toe.

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, R. van Benthem RA en drs. R.K. Boelens, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 6 oktober 2015

secretaris voorzitter

Naar boven