Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3107/GV, 30 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:30-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3107/GV

betreft: [klager] datum: 30 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Kemper, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 september 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager moet per 1 oktober 2015 zijn oude woning hebben ontruimd en verlaten en zijn nieuwe woning hebben betrokken, althans de daarvoor benodigde administratieve zaken hebben geregeld. Klager dient
beide
kwesties zelf en in persoon te regelen. Klagers oude woning bevindt in het tweede flatgebouw van een serie van zeven flatgebouwen. Klagers woning is de enige in het tweede flatgebouw die nog leeg staat. Reeds drie of vier flatgebouwen zijn volledig
ontruimd en/of worden gesloopt. Klagers woning moet aldus zo spoedig mogelijk worden ontruimd om te voorkomen dat klagers inboedel in de sloop verloren gaat of onbeheerd op straat zal worden gezet. De noodzaak van incidenteel verlof is aldus evident.
Klagers moeder heeft een dubbele hernia en kan niet via de trap de gehele woning leegruimen. Naast zijn moeder kan klager een beroep doen op zijn vriendin en/of één andere vriend, ware het niet dat beide (meer) dan fulltime werken en/of een opleiding
volgen. Zij kunnen op korte termijn geen tijd vrij maken voor de ontruiming van de woning. Er zijn geen andere personen waar klager een beroep op kan doen.
De eerste positieve urinecontrole is afgenomen toen klager slechts twee dagen gedetineerd zat. Middelen die hij in vrijheid tot zich had genomen zaten derhalve naar alle waarschijnlijkheid nog in zijn lichaam. Dit geldt vermoedelijk ook voor de tweede
urinecontrole. Het voor de tweede positieve urinecontrole aangezegde rapport is bovendien nooit ten uitvoer gelegd. De urinecontroles kunnen derhalve, ook niet in samenhang met de andere aangevoerde omstandigheden, niet doorslaggevend zijn. Voor wat
betreft de ingevoerde softdrugs is het onduidelijk om welke hoeveelheden het nu precies gaat. Klager ziet niet in waarom het incident een reden zou zijn om te vermoeden dat het verlof zou leiden tot drugsgebruik. Mocht hem incidenteel verlof worden
verleend, dan heeft hij wel wat beters te doen. Het is onduidelijk welke afspraken klager niet zou zijn nagekomen en waarom dit tot de conclusie leidt dat sprake is van onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken. Klager heeft in het
verleden vaker gedetineerd gezeten en toen is hij ook meermaals op verlof geweest, zonder dat er zich ook maar één incident heeft voorgedaan. De door de selectiefunctionaris genoemde weigeringsgronden houden geen stand, temeer nu er geen onderbouwende
stukken zijn overgelegd.
De administratieve kant van het aanvaarden van klagers nieuwe woning moet ook nog worden geregeld. Klager had dat eigenlijk op 18 september 2015 moeten doen, maar door zijn detentie was dat niet mogelijk. Klagers moeder heeft de sleutels in ontvangst
genomen, maar het huurcontract is nog niet getekend, de borg is nog niet betaald en er zijn geen afspraken gemaakt over het betalen van de huur. Indien dit niet op korte termijn alsnog geregeld wordt, is het de vraag of de nieuwe woning aan hem
toegewezen zal blijven. Klager zal de huur voor zijn nieuwe woning gedurende zijn detentie kunnen voldoen. De overgang van zijn oude naar zijn nieuwe woning liep al langere tijd en klager was druk doende alles in goede banen te leiden. Dit werd
onderbroken toen hij op 16 juni 2015 werd aangehouden om zijn huidige detentie te ondergaan.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Niet valt in te zien waarom klager op dit moment een nieuwe woning zou moeten aanvaarden, nu hij pas op 16 oktober 2016 in vrijheid wordt gesteld. Dat klager nu al een nieuwe
woning wenst te betrekken is niet iets dat middels het verlenen van incidenteel verlof moet worden gefaciliteerd. Dat klager zijn woning moet ontruimen en dat zijn moeder hem daarbij niet kan helpen is niet met stukken onderbouwd. Het is niet
aannemelijk dat klager op niemand kan terugvallen bij het ontruimen van de oude woning. Zeker van klagers vriendin mag worden verwacht dat zij dit voor hem regelt, eventueel met behulp van haar netwerk. Hetzelfde geldt voor de vriend waar klager op kan
terugvallen. Nu klager een vergoeding ontvangt van € 5.900,= kan hij de ontruiming ook aan een verhuisbedrijf uitbesteden. De administratieve zaken die klager moet regelen kunnen ook schriftelijk geregeld worden. De borgsom kan ook door een ander dan
klager worden voldaan, bijvoorbeeld zijn moeder. Klager is op 16 juni 2015 ingesloten en de positieve urinecontroles dateren van 13 augustus respectievelijk 20 augustus 2015. De hoge score kan derhalve niet voortkomen uit gebruik van voor detentie. Bij
klager is na bezoek 22 gram wiet en hasj aangetroffen. Door de directeur van de locatie Roermond is naar aanleiding hiervan aangifte gedaan. Klager heeft hiermee laten blijken zich niet te kunnen conformeren aan de geldende regels in de inrichting. Er
bestaat derhalve geen vertrouwen dat klager wel in staat is zich te houden aan de regels en voorwaarden die gelden bij verlof. Zijn grensoverschrijdende gedrag doet afbreuk aan zijn betrouwbaarheid. Verwacht wordt dat hij drugs gaat gebruiken en het is
bovendien de vraag of hij terugkeert. Het positieve advies van het Openbaar Ministerie (OM) ziet op detentiefasering in het algemeen en niet op de onderhavige verlofaanvraag. Uit het advies van 18 augustus 2015 blijkt dat het OM geen kennis heeft gehad
van het recente drugsgebruik van en de invoer van drugs door klager.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Roermond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager heeft op 19 augustus 2015 een disciplinaire straf opgelegd gekregen in verband met de invoer van softdrugs na bezoek. Hij heeft twee positieve
urinecontroles gehad en zijn gedrag op de afdeling is ‘rood’. Er bestaat geen vertrouwen dat het verlof goed verloopt. De weigeringsgronden uit artikel 4, onder c en onder d, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) zijn van
toepassing.
Het OM heeft positief geadviseerd ten aanzien van verlof en plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting.
Het verlofadres is geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 22 maanden, wegens – kort gezegd – doodslag, bedreiging, het niet opvolgen van een ambtelijk bevel en eenvoudige belediging. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf te ondergaan van drie maanden in verband met
de tenuitvoerlegging van een aan hem opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. De einddatum van de detentie is thans bepaald op 14 oktober 2016.

Op grond van het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij
zijn aanwezigheid noodzakelijk is. In de toelichting op artikel 21 staat dat, hoewel de meest gangbare gronden voor het verlenen van incidenteel verlof in de artikelen 23 tot en met 31 van voormelde Regeling zijn opgesomd, niet wordt uitgesloten dat
ook
andere gebeurtenissen aanleiding kunnen vormen voor het verzoeken om en het verlenen van incidenteel verlof. De ontruiming van klagers woning is een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer. De vraag is evenwel of daarvoor het verlenen van incidenteel
verlof noodzakelijk is en of er sprake is van contra-indicaties die in de weg staan aan een verlofverlening.
Namens klager is aangevoerd dat hij voor wat betreft de ontruiming van zijn woning geen beroep kan doen op zijn moeder in verband met de omstandigheid dat zij een dubbele hernia heeft of op zijn vriendin en/of een andere vriend, omdat zij beide (meer
dan) fulltime werken dan wel een opleiding volgen. Klager heeft echter geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de beroepscommissie de conclusie kan trekken dat het voor hem niet mogelijk is derden in te schakelen. Niet is gebleken dat
de personen op wie klager een beroep kan doen de ontruiming van klagers woning niet namens klager aan derden zou kunnen uitbesteden. Ook voor wat betreft de administratieve zaken die klager nog moet regelen acht de beroepscommissie niet aannemelijk
geworden dat klagers persoonlijke aanwezigheid hierbij noodzakelijk is. Deels kunnen deze zaken schriftelijk geregeld worden en uit de stukken volgt bovendien dat klagers moeder eerder namens hem de sleutel van zijn nieuwe woning opgehaald heeft.
Daarnaast overweegt de beroepscommissie dat klager recentelijk twee keer positief heeft gescoord op urinecontroles en dat hij na een bezoek een hoeveelheid van 22 gram wiet en hasj de inrichting ingevoerd heeft. De beroepscommissie is van oordeel dat
voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verzoek om incidenteel verlof rechtvaardigen.
Het vorenstaande maakt dat de afwijzing van het verzoek, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden, zoals bedoeld in artikel 4 onder c en onder d van de Regeling, niet onredelijk en onbillijk kan worden
geacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van Eijk, secretaris, op 30 september 2015

secretaris voorzitter

Naar boven