Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0537/GA en 15/1288/GA, 25 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:25-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/537/GA en 15/1288/GA

betreft: [klaagster] datum: 25 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Ppw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C. van Hoogmoed, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen de uitspraken van 29 januari 2015 en 16 april 2015 van de alleensprekende beklagrechter respectievelijk de beklagcommissie bij de locatie Ter Peel te Sevenum,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 augustus 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is gehoord klaagsters raadsvrouw mr. K.C. Hoogmoed.
Klaagster en de directeur van de locatie Ter Peel hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de opschorting van klaagsters detentiefasering voor de duur van drie maanden vanaf
12 november 2014 (15/1288/GA); en
b. de weigering om klaagsters verzoeken om detentiefasering in behandeling te nemen (15/537/GA).

De beklagcommissie heeft het beklag als vermeld onder a. ongegrond verklaard en de beklagrechter heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag als vermeld onder b., op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
A. De directeur heeft tijdens de zitting bij de beklagcommissie tegen klaagsters raadsvrouw en tegen klaagster zelf gezegd dat de fasering drie maanden zou worden opgeschort. Dat is ook gebruikelijk. Niet is gezegd dat de opschorting pas later (na
het MDO van 12 november 2014) zou aanvangen. De mededeling dat de fasering drie maanden zou worden opgeschort is meerdere malen vóór het MDO van
12 november 2014 gedaan. Het MDO vond pas zeven weken na klaagsters terugplaatsing op 24 september 2014 plaats. In het MDO is bepaald dat de fasering met drie maanden zou worden opgeschort vanaf 12 november 2014. Dit strookt niet met de mededelingen
die
eerder aan klaagster en haar raadsvrouw zijn gedaan.
Er heeft aldus een vertraging van zeven weken plaatsgevonden in de fasering van klaagster. Klaagster zit nu in Exodus. Klaagsters raadsvrouw heeft destijds telefonisch contact gehad met klaagsters casemanager [X]. Haar is toen verteld dat de fasering
opgeschort zou worden. Pas na het MDO werd bekend dat de drie maanden pas op dat moment zijn gaan lopen.
B. Het feit dat klaagsters verzoek tot fasering niet in behandeling is genomen betreft een handelen dan wel nalaten van de afdeling Detentie en Re-integratie (D&R). Het beklag als vermeld onder b. is derhalve ontvankelijk. Op 5 november 2014 heeft
klaagster haar klacht ingediend, dit was anderhalve maand na haar terugplaatsing. Na haar terugplaatsing heeft zij verschillende verzoekbriefjes ingediend bij haar casemanager [X]. Mondeling is op de verzoekbriefjes gereageerd met “dat doe ik niet”.
Vóór
12 november 2014 heeft klaagster verzocht om alvast een en ander in gang te zeggen voor de fasering na de opschortingstermijn van drie maanden. Na drie maanden zou alles dan klaarliggen om de fasering te kunnen starten. Het gaat om het voorbereidende
traject, waarbij onder meer contact moet worden gezocht met de reclassering.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt met betrekking tot het beklag als vermeld onder b. als volgt schriftelijk toegelicht. Klaagster is geïnformeerd over haar recht om bij de selectiefunctionaris een met
redenen omkleed verzoekschrift in te dienen strekkende tot plaatsing in dan wel overplaatsing naar een bepaalde inrichting of afdeling conform artikel 18 van de Pbw. Klaagster wilde hier geen gebruik van maken, omdat bij een dan afgewezen
verzoekschrift
eerst na zes maanden opnieuw een verzoekschrift kan worden ingediend. Klaagsters casemanager heeft haar geïnformeerd over de mogelijkheden tot fasering.
De casemanager heeft als volgt gereageerd op de gronden van het beroep. De afdeling D&R heeft de detentiefasering niet geweigerd. Op 12 november 2014 is klaagster in het MDO besproken. Er is in het MDO besloten dat klaagsters faseringstraject vanaf
12 november 2014 met drie maanden wordt opgeschort. Dit is middels een brief en een persoonlijk gesprek aan klaagster medegedeeld. Tijdens dit gesprek is geen persoonlijke aanvraag tot fasering ingediend. Op 18 november 2014 is een verzoekbriefje naar
de casemanager verstuurd voor plaatsing in Exodus. Op 11 november 2014 heeft klaagster een brief gestuurd waarin zij vroeg naar haar fasering en de artikelplaatsing in Exodus. Op
15 december 2014 heeft klaagster in reactie hierop een brief gehad van haar casemanager. Op 16 december 2015 heeft klaagster opnieuw een brief gestuurd met meerdere vragen. In een persoonlijk gesprek is haar uitgelegd dat zij geen kandidate is voor een
artikelplaatsing. Op 23 februari 2015 is de opdracht tot penitentiair programma doorgestuurd naar de reclassering en op 23 april 2015 is klaagster uitgeschreven uit de p.i. Ter Peel.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie als volgt. Vaststaat dat klaagster op 24 september 2014 vanuit een beperkt beveiligde inrichting is teruggeplaatst naar een gesloten afdeling van de locatie Ter Peel, wegens
het feit dat er bij haar een mobiele telefoon aangetroffen is.
Namens klaagster is gemotiveerd gesteld dat vóór het MDO van 12 november 2014 meermaals (de eerste keer op 24 september 2014) aan haar en haar raadsvrouw is meegedeeld dat haar fasering zou worden opgeschort voor een termijn van drie maanden. De
directeur heeft deze gemotiveerde stelling van klaagster niet weersproken. De beroepscommissie acht aldus voldoende aannemelijk dat klaagster al vóór het MDO van
12 november 2015 is meegedeeld dat haar fasering naar aanleiding van haar terugplaatsing met drie maanden zou worden opgeschort. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klaagster er naar aanleiding van deze mededelingen op mogen vertrouwen dat
de
termijn waarmee haar fasering werd opgeschort begon te lopen op de dag dat zij teruggeplaatst werd in de locatie Ter Peel (24 september 2014).

Door klaagster pas zeven weken na haar terugplaatsing te bespreken in het MDO en in het MDO te beslissen dat de termijn waarmee haar fasering werd opgeschort pas vanaf 12 november 2014 ging lopen, is klaagsters fasering met zeven weken vertraagd. Het
beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

Voor wat betreft het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beklagrechter heeft in het klaagschrift gelezen dat klaagster zich beklaagt over de omstandigheid dat de directeur weigert om klaagster door te faseren en
klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag. De beroepscommissie begrijpt echter uit het klaagschrift en de toelichting daarop in beroep dat het beklag de weigering tot het in behandeling nemen van klaagster verzoek(en) in het kader van haar
fasering betreft. Tegen de weigering een beslissing te nemen op een verzoek staat op grond van artikel 60, tweede lid, van de Pbw beklag open. De uitspraak van de beklagrechter zal derhalve worden vernietigd en klaagster zal alsnog ontvankelijk worden
verklaard in haar beklag.
Klaagster heeft op zich op 3 november 2014 beklaagd over het feit dat haar verzoek tot fasering niet in behandeling werd genomen. Nu klaagster ervan uit mocht gaan dat zij drie maanden na 24 september 2014 opnieuw zou kunnen faseren, acht de
beroepscommissie voldoende aannemelijk dat klaagster voor die tijd een verzoek heeft ingediend in het kader van die fasering. Nu het de selectiefunctionaris is die beslist op een verzoek om overplaatsing had haar verzoek in behandeling genomen moeten
worden en voorzien van een advies doorgestuurd moeten worden naar de selectiefunctionaris. Het beklag zal derhalve gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraken van de beklagrechter en de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. MJ. Stolwerk, voorzitter, dr. A. van Kalmthout en J. Plaisier, MSc, leden, in tegenwoordigheid van
mr. M. van Eijk, secretaris, op 25 september 2015

secretaris voorzitter

Naar boven