Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1741/GB, 22 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:22-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/1741/GB

Betreft: [klager] datum: 22 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.P. Plasman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 mei 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr.F.E. van der Zee, op 7 september 2015 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) en zijn selectie voor de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 3 januari 2012 gedetineerd. Hij is op 29 december 2014 geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 2 januari 2015 is het programma aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij de penitentiaire inrichtingen administratief
(PIA) Groningen. Op 26 januari 2015 is beslist tot beëindiging van deelname aan het p.p. Na een gegrondverklaring door de beroepscommissie van het door klager ingestelde beroep is het p.p. op 12 maart 2015 hervat. Op 28 april 2015 is andermaal beslist
tot beëindiging van deelname aan het p.p. en is klager als passant ter herselectie geplaatst in het huis van bewaring van de p.i. Leeuwarden.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat sprake is van bijzondere omstandigheden die de beëindiging onredelijk en onbillijk maken. Klager had reeds tweederde van zijn straf uitgezeten. Hij bevond zich al
nagenoeg acht maanden in een p.p. en verrichtte voor 26 uren per week op vrijwillige basis werkzaamheden. Vanaf begin september zouden de werkzaamheden op betaalde basis kunnen worden voortgezet.
Klager meent dat zijn p.p. voortijdig is beëindigd. De beschikking van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (verder Staatssecretaris) tot intrekking van de verblijfsvergunning is pas op 29 april 2015 aan klager uitgereikt, terwijl klager al
op
24 april 2015 op last van de Officier van Justitie is aangehouden. Op 28 april 2015 is zijn p.p. beëindigd. De selectiefunctionaris is dus vooruitgelopen op het besluit van de Staatssecretaris, dat pas na uitreiking aan klager in werking treedt. Het
door klager ingestelde beroep tegen de beschikking van de Staatssecretaris heeft geen schorsende werking. Het beroep loopt nog. Een beslissing is mogelijk pas eind dit jaar te verwachten. Klager meent dat de kans bestaat dat de bestuursrechter de
beschikking van de Staatssecretaris ongedaan zal maken, omdat er sprake is van family life. In dat geval herleeft weer de v.i.-datum van 31 december 2015. Klager zal dan echter vanwege de dan inmiddels verstreken tijd niet meer kunnen resocialiseren.
Er
zal dus een keuze moeten worden gemaakt tussen enerzijds het risico dat klager zonder resocialisatie op straat zal worden gezet en anderzijds het risico dat er te veel moeite in iemand is gestoken, die het land zal verlaten. Klager en de maatschappij
zijn er bij gebaat dat klager kan resocialiseren. De vertrekplicht van artikel 6, onder b, van de Penitentiaire maatregel (Pm) staat hier niet aan in de weg. Dit artikel laat ruimte om tot het moment van het onherroepelijk worden van de beschikking van
de Staatssecretaris klager te laten deelnemen aan een p.p. Klager behoudt een persoonlijk belang. Hij vraagt om begrip en barmhartigheid. Zijn vader is begin dit jaar overleden. Het was voor klagers moeder belangrijk dat klager vrij zou komen. Klager
woont al 36 jaar in Nederland. Hij heeft een gezin, een huis en een moeder die hem nodig heeft. Klager belooft dat hij zich voor elke procedure zal verantwoorden. Hij wil een kans om verder te gaan met zijn leven.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het p.p. is beëindigd omdat klager door de Staatssecretaris bij beschikking van 14 april 2015 ongewenst is verklaard. Na telefonisch overleg met de selectiefunctionaris
is klager op 24 april 2015 door de directeur van de inrichting ingesloten in de p.i. Leeuwarden in afwachting van herselectie. De bezwaarprocedure heeft geen schorsende werking. Klager is op grond van objectieve criteria teruggeplaatst. Klager komt
niet
meer in aanmerking voor detentiefasering en deelname aan een p.p. Dat het moment van de beëindiging eerder valt dan de datum waarop klager de beschikking van de Staatssecretaris is uitgereikt doet daar niets aan af.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 6 aanhef en onder b van de Pm komen gedetineerden die na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf gevolg dienen te geven aan de op hen rustende vertrekplicht of die uitgeleverd worden niet in aanmerking voor deelname aan
een p.p.

4.2. Bij beschikking van 14 april 2015 heeft de Staatssecretaris besloten de verblijfsvergunning van klager in te trekken en hem een inreisverbod op te leggen voor de duur van 10 jaren. Deze beslissing heeft tot gevolg dat klager geen rechtmatig
verblijf in Nederland meer heeft en kan worden uitgezet. Klager heeft tegen deze beslissing een bezwaarprocedure aangespannen, doch het indienen van bezwaar heeft geen schorsende werking.

4.3. Gelet op het vorenstaande komt klager niet langer in aanmerking voor deelname aan een p.p. en kan de beslissing van de selectiefunctionaris van 28 april 2015 niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De omstandigheid dat de beslissing
tot beëindiging van het p.p. is genomen nog voor het moment waarop de beschikking van de Staatssecretaris op 29 april 2015 aan klager is uitgereikt, heeft niet tot gevolg dat de beslissing van de selectiefunctionaris op onjuiste gronden is genomen. Uit
het selectieadvies wordt duidelijk dat reeds op 24 april 2015 en na telefonisch contact tussen de Officier van Justitie en de directeur van de p.i. Leeuwarden het vooruitzicht bestond dat hem de beschikking, die is gedateerd op 14 april 2015, zou
worden
uitgereikt. De selectiefunctionaris heeft hiervan mogen uitgaan.
De beroepscommissie merkt verder op dat de bepaling van voornoemd artikel 6 van de Pm en het ontbreken van schorsende werking aan het instellen van bezwaar tegen de beschikking van de Staatssecretaris geen ruimte laat om rekening te houden met de
mogelijke uitkomsten van de vreemdelingrechtelijke procedure, ook al zou dat betekenen dat bij een eventueel gegrond verklaard bezwaar of beroep klager feitelijk geen gebruik meer kan maken van detentiefasering. Het beroep zal daarom ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 22 september 2015

secretaris voorzitter

Naar boven