Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1303/SGA, 1 mei 2015, schorsing
Uitspraakdatum:01-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/1303/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 1 mei 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 25 april 2015, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van
zeven dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 25 april 2015 om 16.30 uur en eindigend op 2 mei 2015 om 16.30 uur, wegens het in het bezit hebben van contrabande (een mobiele telefoon) en het weigeren instructies op te volgen van het personeel.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat daar nog geen klaagschrift van verzoeker is ontvangen, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 30 april 2015.

1. De beoordeling
Nu verzoeker in zijn schorsingsverzoek uitdrukkelijk heeft aangegeven op 29 april 2015 een klaagschrift te hebben gezonden aan de beklagcommissie, acht de voorzitter verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. Uit het verslag van 25 april 2015, naar aanleiding waarvan onderhavige disciplinaire straf is opgelegd, komt naar voren dat dit verslag niet aan
verzoeker is aangezegd. Uit de wet en uit vaste rechtspraak van de beroepscommissie komt naar voren dat geen disciplinaire straf kan worden opgelegd indien het verslag dat daaraan ten grondslag ligt niet aan de gedetineerde is aangezegd. Het verzoek
komt om die reden voor toewijzing in aanmerking.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 1 mei 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven