Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2762/GV, 15 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:15-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2762/GV

betreft: [klager] datum: 15 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 augustus 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De anonieme melding dat klager het slachtoffer van het delict waarvoor hij thans is gedetineerd iets aan wil doen is vals en onvoldoende concreet. Het had op de weg van de directeur
gelegen nader onderzoek te verrichten, omdat de betrouwbaarheid van de melding niet kan worden beoordeeld.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Uit actuele informatie van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) is gebleken dat klager het slachtoffer van het door hem gepleegde delict
iets aan wil doen. Gelet hierop is zijn verzoek om verlof afgewezen en is hij uit de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) geplaatst. Tegen laatstgenoemde beslissing heeft klager beroep ingesteld.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Uit het GRIP-rapport van 21 mei 2015 is gebleken dat klager in detentie verblijft voor het neerschieten van de zoon van M..
Klager is op zoek naar de zoon van M. om het karwei af te maken. Het GRIP heeft geadviseerd om geen vrijheden meer toe te staan, contacten met de buitenwereld te monitoren en klager over te plaatsen naar een gevangenis. Op 3 augustus 2015 heeft het
GRIP
desgevraagd medegedeeld dat het GRIP-rapport actueel is.

Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag vanwege
– onder meer – confrontatiegevaar met het slachtoffer en gevaar voor het plegen van strafbare feiten.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager onderging een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens poging tot moord en het voorhanden hebben van een wapen. Thans ondergaat klager een gevangenisstraf van een jaar en vier maanden, wegens uitstel dan wel afstel van de voorwaardelijke
invrijheidstelling. De einddatum van de detentie is thans bepaald op 9 maart 2016.

De beroepscommissie stelt vast dat de afwijzing van klagers verzoek om verlof is gebaseerd op het GRIP-rapport van 21 mei 2015 waaruit volgt dat op 21 mei 2015 informatie is binnengekomen dat klager een aantal jaren geleden de zoon van M. op de Grote
Markt te Almere heeft neergeschoten en dat klager nu op zoek is naar de zoon van M. om het karwei af te maken. Uit onderzoek door het GRIP is gebleken dat op 25 februari 2012 voor de Mambo te Almere een schietpartij heeft plaatsgevonden waarbij de zoon
van M. gewond is geraakt en klager als verdachte is aanhouden. Het GRIP heeft geadviseerd geen verlof meer toe te kennen. Op 3 augustus 2015 heeft het GRIP aangegeven dat de informatie in het rapport van 21 mei 2015 nog steeds actueel is.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde informatie voldoende actueel en concreet is. De beslissing van de Staatssecretaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4
onder b. en g. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 15 september 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven