Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2756/GV, 15 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:15-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2756/GV

betreft: [klager] datum: 15 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 augustus 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. S.M. Diekstra, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De directeur, het hoofd van de medische dienst en de inrichtingarts ondersteunen klagers verzoek om strafonderbreking. Klagers gezondheid is gedurende zijn detentie achteruit gegaan. Voor klagers detentie
was door specialisten al besloten klager op te nemen in een ziekenhuis. Tijdens klagers verblijf in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught is veel misgegaan. Hierover lopen verschillende klachten. Klager ontving dagelijks een zeer hoge dosering
morfine van 600 mg per dag. Klager heeft hierdoor extra klachten gekregen. De medicatie heeft klager zieker gemaakt. Klager blijft enorm veel gewicht verliezen, in anderhalve week tijd drie kilo. Klager weegt nu nog 75 kilo. Klager kreeg voor zijn
detentie ernstige bloedingen waardoor hij in coma op de intensive care belandde. Klager kan zijn eten niet binnenhouden. De inrichting kan hem geen geschikte voeding geven. Klager krijgt enkel vloeibaar voedsel, dat normaliter wordt gebruikt als
bijvoeding. Iets anders accepteert het lichaam niet. Het advies van het Bureau individuele medische advisering (BIMA) is onzorgvuldig tot stand gekomen. Het BIMA heeft geen gebruik gemaakt van het advies van de inrichting. Ook heeft het BIMA geen
informatie opgevraagd bij het AMC. Het oordeel van het BIMA stond al vast. Het telefonisch overleg met de inrichtingsarts betrof volgens de medisch adviseur een formaliteit. Een onafhankelijk MDL-arts heeft geadviseerd tot sondevoeding direct in de
dunne darm. Het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (voorheen Justitieel Medisch Centrum) biedt de benodigde uitgebreide zorg niet. Opname in het JCvSZ zou betekenen dat klager niet in aanmerking komt voor regimair verlof. Klager wordt door zijn
ziekte meer gestraft.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De inrichting heeft zich van advies onthouden en geen informatie van de medische dienst bij de aanvraag gevoegd. Het advies van de medisch adviseur is in overleg met de
inrichtingsarts tot stand gekomen. Tijdens de detentie kan de gewenste zorg verleend worden. Dit kan een plaatsing in het JCvSZ inhouden. Dat een terugplaatsing zal inhouden dat klager teruggaat in vrijheden, is een feit en weegt niet op tegen de
medische zorg die iemand nodig heeft. Er zijn geen gronden voor het verlenen van strafonderbreking. Verder is onduidelijk of een betalingsregeling kan worden getroffen voor de schadevergoedingsmaatregel (Terwee). Daarom is ook onduidelijk wat met een
tijdelijke strafonderbreking wordt opgelost.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Tafelbergweg te Amsterdam en het Openbaar Ministerie hebben zich van een advies onthouden. De politie is akkoord met verlof.
De Medisch Adviseur van het BIMA stelt in zijn advies van 11 augustus 2015 onder meer het volgende:
“(...) Uit deze gegevens blijkt dat de somatische en psychische zorg die betrokkene nodig heeft in of vanuit detentie geleverd kan worden. Er zijn nog verdere behandelingsmogelijkheden mogelijk. Indien de arts dit nodig acht kan betrokkene
overgeplaatst
worden naar een PPC of het JCvSZ. De overwegingen die de advocaat heeft ten nadele van overplaatsing naar het JCvSZ voor wat betreft de verlofmodaliteiten van betrokkene wegen naar mijn mening niet op tegen het belang van psychische en somatische
begeleiding van [klager] voor wat betreft het verwerken van het feit dat bij hem geen sprake blijkt te zijn van de aanvankelijk gestelde diagnose, dat afbouw van de medicatie noodzakelijk is onder medische begeleiding en dat mogelijk verdere
diagnostiek
aangewezen is met betrekking tot zijn huidige klachten, te weten het niet verdragen van vast voedsel. Het JCvSZ is gespecialiseerd in dergelijke zorg”.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 23 maanden voor een vermogensdelict. De einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 6 november 2015.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. Op grond van artikel 37 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd
dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.

De Staatssecretaris heeft klagers aanvraag voor strafonderbreking afgewezen omdat – kort gezegd – de benodigde zorg door de inrichting dan wel het JCvSZ kan worden verleend. Gelet op het advies van 11 augustus 2015 van de Medisch Adviseur is de
beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris klagers verzoek om strafonderbreking op deze grond heeft kunnen afwijzen. Hierbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat de Medisch Adviseur in zijn advies verklaart dat dit tot stand is gekomen
na bestudering van het medisch dossier van de inrichting en telefonisch overleg tussen de inrichtingsarts en de Medisch Adviseur. Door klager is niet aannemelijk gemaakt dat zijn medische situatie desondanks een strafonderbreking noodzakelijk maakt. De
omstandigheid dat een eventuele opname in het JCvSZ feitelijk zal inhouden dat klager geen gebruik kan maken van regimaire verloven, houdt voor de Staatssecretaris niet de verplichting in hem strafonderbreking toe te staan. Het beroep zal daarom
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris,
op 15 september 2015

secretaris voorzitter

Naar boven