Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1356/GA, 1 november 2002, beroep
Uitspraakdatum:01-11-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1356/GA

betreft: [klager] datum: 1 november 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 28 juni 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuw Vosseveld te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, mr. H.M.S. Cremers, advocaat te Berlicum, om het beroep schriftelijk toete lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat aan klager geen vertaling van zijn inrichtingsdossier wordt verstrekt.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Voor klager is inzage in zijn inrichtingsdossier van groot belang, omdat zijn plaatsing in de EBI nauw samenhangt met hetgeen hierin is vastgelegd. Vanuit de inrichting zijn enkele stukken vertaald aangeboden aan klager, de overigestukken mag hij inzien bij het BSD, alwaar deze desgewenst door medewerkers kunnen worden toegelicht. Klager wil echter volledige inzage in zijn dossier in een voor hem begrijpelijke vorm. Namens klager wordt in dit verband eenberoep gedaan op artikel 35, eerste en tweede lid, Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beklag dat klager beklag heeft ingesteld tegen de weigering van de directeur om klager inzage te verstrekken in een volledig vertaalde versie -in een voor hembegrijpelijke taal- van zijn inrichtingsdossier. Deze beslissing dient te worden aangemerkt als een klager betreffende door of namens de directeur genomen beslissing, als bedoeld in artikel 60, eerste lid, Pbw. Klager dient derhalvete worden ontvangen in zijn beklag.

De zaak spitst zich toe op de vraag of klager het recht heeft op inzage in zijn dossier in een voor hem begrijpelijke taal en er deswege op de directeur de verplichting rust alle stukken uit het inrichtingsdossier in een voorklager begrijpelijke taal te doen vertalen.
De artikelen 36 en 37 van de Penitentiaire maatregel (Pm) bepalen welke stukken volgens welke vaste standaardindeling in het penitentiair dossier dan wel het inrichtingsdossier worden opgenomen.
In de Nota van Toelichting (NvT) bij artikel 36 Pm wordt over de penitentiaire dossiers het volgende opgemerkt: "(...). Met het geven van deze regels vormen de dossiers een persoonsregistratie in de zin van artikel 1 van de Wet op depersoonsregistraties (WPR) (...)".
De NvT bij artikel 40 Pm vermeld voorts: "Zoals hiervoor reeds werd opgemerkt is de WPR van toepassing op de penitentiaire dossiers. Dit houdt in dat ook de bepalingen over inzage uit die wet van toepassing zijn (...)".
Artikel 35, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), in werking getreden 1 september 2001, Stb. 2001, 337, bepaalt dat de betrokkene het recht heeft zich (...) tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek hemmede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. (...). In artikel 35, tweede lid, Wbp, is bepaald dat indien zodanige gegevens worden verwerkt, de mededeling een volledig overzicht daarvan betreft in begrijpelijkevorm, (...).
Vast staat dat de directeur aan klager een aantal specifieke stukken uit zijn inrichtingsdossier die van belang waren voor een door klager te voeren procedure heeft laten vertalen. Voorts heeft de directeur klager de mogelijkheidgeboden de overige stukken van zijn inrichtingsdossier in te zien en zonodig door een medewerker van het BSD te laten uitleggen. De directeur heeft hiermee voldaan aan zijn verplichting de inhoud van het inrichtingsdossier in eenbegrijpelijke vorm aan klager mede te delen.
De bestreden beslissing is derhalve niet in strijd is met de wet en kan evenmin als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Klagers beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart het beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 1 november 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven