Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1154/GA, 28 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:28-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1154/GA

betreft: [klager] datum: 28 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

gericht tegen een uitspraak van 3 april 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Norgerhaven, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 juli 2015, gehouden in de locatie Norgerhaven, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. J.B. Pieters, en [...] en [...], respectievelijk plaatsvervangend vestigingsdirecteur en juridisch medewerker bij de locatie
Norgerhaven.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van drie dagen, met toepassing van cameratoezicht, wegens de verdenking van het inslikken van contrabande tijdens het bezoekmoment.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 30,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is in beroep haar tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft in haar uitspraak gezegd dat de camerabeelden hadden moeten worden bekeken voordat de directeur deze beslissing had kunnen nemen. Nu dat niet is gebeurd, was dat voor de beklagcommissie aanleiding voor een gegrondverklaring. De
directeur had geen reden om aan de juistheid van het verslag te twijfelen. Door de dienstdoende medewerkers is gezien dat klager een bekertje van zijn bezoeker heeft gepakt en de inhoud heeft opgedronken. Hierdoor ontstond het vermoeden dat hij
contrabande heeft ingeslikt. Een en ander is vanuit twee verschillende standpunten gezien. De medewerkers zijn tijdens het bezoekmoment zodanig opgesteld dat zij te allen tijde kunnen zien als een gedetineerde iets over de tussenwand zou pakken. In de
huisregels van de inrichting is opgenomen dat de gedetineerde tijdens het bezoekmoment geen zaken van de andere kant van het scherm mag pakken of aannemen. Klager is vervolgens ingesloten en onder cameratoezicht geplaatst. Voorafgaand aan die maatregel
zijn de inrichtingsarts of de gedragsdeskundige niet geraadpleegd. Het is wel standaardprocedure dat de medische dienst op de hoogte wordt gesteld van de afzonderingsplaatsing. Een medewerker van de medische dienst bezoekt de gedetineerden vervolgens
en
die beoordeelt of er aanleiding is voor een bezoek van de arts of gedragsdeskundige. Klager heeft overigens niet geklaagd over dat cameratoezicht. Daarom heeft de directeur ook niet verder onderzocht of aan alle daaraan verbonden formele vereisten was
voldaan.

Klagers raadsvrouw heeft pleitaantekeningen overgelegd en overeenkomstig de inhoud daarvan het woord gevoerd. Een afschrift van die pleitaantekeningen is aan deze uitspraak gehecht en de inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. Voorts heeft zij nog het
volgende aangevoerd. Door klager wordt ontkend dat hij een bekertje van zijn bezoeker heeft gepakt. Hij had zelf een bekertje en dat bekertje heeft hij leeggedronken. Klager gaat ervan uit dat de medewerkers een en ander verkeerd hebben gezien.

3. De beoordeling
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de uitspraak van de beklagrechter en zal deze daarom vernietigen en het beklag opnieuw ten gronde beoordelen.

Uit de inhoud van het verslag wordt voldoende aannemelijk dat de tijdens het bezoekmoment van 26 november 2014 dienstdoende inrichtingsmedewerkers hebben waargenomen dat verzoeker een bekertje heeft gepakt van de andere zijde van het bezoekscherm en de
inhoud daarvan heeft opgedronken. Daaruit kon het vermoeden ontstaan dat verzoeker contrabande tot zich had genomen. Gelet op dat vermoeden kon de directeur in redelijkheid beslissen verzoeker, in het kader van het onderzoek naar dat inslikken van
contrabande, in afzondering te plaatsen. Die beslissing kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beklag zal daarom ten aanzien van de ordemaatregel alsnog ongegrond worden
verklaard.

Aan klager is tijdens de tenuitvoerlegging van onderhavige ordemaatregel ook cameratoezicht opgelegd. In artikel 24a van de Pbw is de bevoegdheid van de directeur geregeld voor het opleggen van dat cameratoezicht. In het tweede lid van dat artikel is
bepaald dat de directeur, alvorens te beslissen tot oplegging van cameratoezicht, het advies inwint van een gedragsdeskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts, tenzij dat advies niet kan worden afgewacht. In dat geval wint de directeur het advies
zo
spoedig mogelijk na zijn beslissing in.
Uit de inlichtingen van de directeur wordt niet aannemelijk dat dit advies, zoals bedoeld in artikel 24a van de Pbw, voorafgaand dan wel zo spoedig mogelijk na het oplegging van het cameratoezicht is ingewonnen. De enkele melding aan de medische dienst
van de inrichting dat een gedetineerde in afzondering is geplaatst, kan niet worden gelijkgesteld aan het inwinnen van advies. Het beklag is daarom ten aanzien van dit onderdeel van de bestreden beslissing van de directeur, nu deze niet is genomen in
overeenstemming met de daarvoor geldende wettelijke voorschriften, gegrond.

De beroepscommissie acht in dit geval geen termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart het beklag ten aanzien van de opgelegde ordemaatregel van plaatsing in afzondering ongegrond en het beklag ten aanzien van het cameratoezicht gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. F.M.J. Bruggeman en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 juli 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven