Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0584/GA, 16 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:16-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/584/GA

betreft: [klager] datum: 16 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Ppw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.G.E. Koumans, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 20 februari 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Ter Peel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juni 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn klaagster, bijgestaan door een kantoorgenoot van haar raadsvrouw mr. J.J.H.M. de Crom, en [...], juridisch medewerker bij de locatie Ter Peel,
gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag houdt in dat het dagprogramma niet voldoet aan het bij wet gestelde minimum aantal uren.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Door en namens klaagster is in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De kaders voor het dagprogramma zijn op landelijk niveau vastgesteld, maar deze kaders worden door de directeur
in
het dagprogramma nader uitgewerkt. Volgens klaagster is dan ook sprake van een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Verwezen wordt naar de uitspraak van de van kortgedingrechter van de rechtbank Den Haag van 24
juni 2014 (C/09464462 / KG ZA14-469). Klaagster wordt een dagprogramma van 35 uur 55 minuten geboden. Dit is in strijd met de resocialisatiedoelstelling. De European Prison Rules kunnen weliswaar geen nationale wetgeving opzij zetten, maar dienen wel
te
gelden als aanbeveling. Klaagster verwijst naar het bepaalde in artikel 6 van de European Prison Rules waarin is bepaald dat alle vormen van detentie gericht moeten zijn op herintegratie in de maatschappij. Voorts is het dagprogramma in strijd met
artikel 2, vierde lid, van de Pbw en artikel 3 van de European Prison Rules, het beginsel van minimale beperkingen. Artikel 25, tweede lid, van de European Prison Rules stelt dat het regime de gedetineerde de mogelijkheid dient te geven zoveel mogelijk
uur buiten de cel te verblijven. Klaagster wordt aan het meest beperkte dagprogramma onderworpen dat mogelijk is. Ook de adviescommissie van de Raad was de mening toegedaan dat dit in strijd is met het beginsel van minimale beperkingen. Voorts is in de
toelichting op de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617) opgenomen dat het basisprogramma 43 uur aan activiteiten omvat, inclusief arbeid. Dit wordt
niet gehaald. Bovendien is het dagprogramma in de praktijk nog schrijnender dan op papier. Zo is bijvoorbeeld voor ‘bibliotheek’ 1 uur en 20 minuten ingeroosterd. In werkelijkheid hebben twaalf gedetineerden 40 minuten ‘bibliotheek’ en zijn de overige
40 minuten bestemd voor de andere twaalf gedetineerden en verblijft klaagster dan op haar cel. Klaagster verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming van € 15,= per dag dat zij aan het dagprogramma heeft deelgenomen.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Primair wordt aangevoerd dat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar klacht nu het een algemene
regel betreft en geen sprake is van strijd met hogere wet- of regelgeving. Klaagster verblijft in het huis van bewaring waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Het activiteitenprogramma bedraagt 42 uur en 45 minuten. Het klopt inderdaad dat,
zoals klaagster aanvoert, het bibliotheek-moment is gesplitst.

3. De beoordeling
Klaagsters klacht heeft betrekking op het dagprogramma dat haar in het basisprogramma is aangeboden. Deze klacht ziet naar het oordeel van de beroepscommissie op een algemene voor alle in het basisprogramma verblijvende gedetineerden geldende regel.
Tegen een algemene regel staat in beginsel geen beklag open, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Derhalve dient de beroepscommissie na te gaan of sprake is van strijd met wet- of regelgeving van hogere orde.

Bij uitspraak van 24 november 2014 (14/3363/GA en 14/3392/GA) heeft de beroepscommissie overwogen dat het de Staatssecretaris vrij stond “de inrichtingen die voor invoering van het programma DBT waren aangewezen als inrichting met een regime van
algehele gemeenschap, aan te wijzen als inrichting met een regime van beperkte gemeenschap.” De locatie Ter Peel is bij bestemmingsaanwijzing van 3 april 2014 onder meer aangewezen als een huis van bewaring, voor vrouwen, met een regime van beperkte
gemeenschap.
Ingevolge artikel 3, derde lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) worden aan gedetineerden die verblijven in een regime van beperkte gemeenschap tussen de 18 uren en 63 uren per week aan activiteiten en bezoek geboden. De beroepscommissie wijst erop
dat in de Pm voor wat betreft het regime van beperkte gemeenschap enkel eisen zijn gesteld ten aanzien van de duur van het activiteitenprogramma en – anders dan voor wat betreft het regime van algehele gemeenschap – niet ten aanzien van de duur van het
dagprogramma. In een regime van beperkte gemeenschap valt het activiteitenprogramma veelal samen met het dagprogramma.

Ter zitting is namens de directeur meegedeeld dat aan gedetineerden die verblijven in het basisprogramma een activiteitenprogramma wordt aangeboden van 42 uur en 45 minuten per week. Daarmee voldoet het activiteitenprogramma in het basisprogramma
ruimschoots aan de in artikel 3, derde lid, van de Pm neergelegde norm. Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat, zoals klaagster stelt, het activiteitenprogramma 35 uur en 55 minuten per week bedraagt, voldoet het dagprogramma ruimschoots aan de
ondergrens van artikel 3, derde lid, van de Pm. Gezien het vorenstaande oordeelt de beroepscommissie dat het aan klaagster aangeboden dagprogramma niet in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Hierbij is in aanmerking genomen dat de toelichting op
de wijziging van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden niet kan worden aangemerkt als hogere wet- of regelgeving. Hetgeen namens klaagster is aangevoerd omtrent strijd met het beginsel van minimale beperkingen en de
resocialisatiedoelstelling, leidt, gelet op de hiervoor genoemde norm van artikel 3, derde lid, van de Pm, niet tot een ander oordeel. Om die reden is klaagster niet-ontvankelijk in haar beklag. De beroepscommissie zal de uitspraak van de
beklagcommissie vernietigen en klaagster alsnog niet-ontvankelijk verklaren in haar beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klaagster alsnog niet-ontvankelijk in haar beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem - Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 16 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven