Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0988/TB, 7 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:07-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/988/TB

betreft: [klager] datum: 7 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager, en ingediend door mr. Drs. O.O. van der Lee, namens klager,

gericht tegen een beslissing van 24 maart 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 augustus 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. Drs. O.O. van der Lee, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting (hierna: Pompestichting).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 8 augustus 2003 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs is op 21 september 2004
aangevangen. Op 30 november 2005 is klager geplaatst in FPC de Kijvelanden. Op 10 december 2008 is klager overgeplaatst naar FPC Veldzicht. Deze inrichting heeft klager op 17 april 2014 aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling. Bij advies van
19
december 2014 van de Landelijke adviescommissie plaatsing longstay forensische zorg (Lap) is overwogen dat de eindverantwoordelijke behandelaar ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen komen.
Vervolgens is klager op 20 maart 2015 gehoord over de voorgenomen plaatsing in een longstayvoorziening van de Pompestichting. De Staatssecretaris heeft op 24 maart 2015 beslist klager in die voorziening te plaatsen.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt dat hij niet is gehoord, althans dat hij niet door de juiste persoon is gehoord over de voorgenomen longstaybeslissing. Klager wil wel degelijk meewerken aan een behandeling, zoals verlof en een resocialisatietraject.
In klagers geval wordt niet voldaan aan het criterium dat een behandeling conform ‘state of the art’ is geweest alvorens tot een longstayplaatsing kan worden overgegaan. FPC Veldzicht heeft een machtiging begeleid verlof voor klager aangevraagd en deze
is door het Ministerie toegekend. Wegens een aantal incidenten heeft dit verlof nooit doorgang kunnen vinden. Thans (na de longstaybeslissing van de Staatssecretaris) zijn in het kader van de verlenging van klagers tbs twee nieuwe rapporten opgemaakt,
door respectievelijk psycholoog H. op 17 juni 2015 en van psychiater M. op 2 juli 2015. Bij beide rapporteurs bestaat twijfel over de gestelde diagnose en zij adviseren klager ter observatie op te nemen in het Pieter Baan Centrum (PBC) ten aanzien van
onder meer de vraag of bij klager naast pedofilie sprake is van een autisme spectrum stoornis (ASS) of een persoonlijkheidsstoornis.
Ook uit de reactie op het beroepschrift van de Staatsecretaris van 18 mei 2015 blijkt onvoldoende dat klagers behandeling ‘state of the art’ is geweest. Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard. Subsidiair wordt verzocht klager ter
observatie te plaatsen in het PBC.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Uit het desbetreffende hoorformulier blijkt dat klager op 20 maart 2015 (door de juiste persoon) in de gelegenheid is gesteld een reactie te geven op de voorgenomen longstayplaatsing.
In zijn e-mail aan de afdeling Plaatsing Forensische Zorg van het ministerie van 5 augustus 2015 heeft psychiatrisch adviseur De M. onder meer het volgende opgemerkt in reactie op voornoemde rapporten van psycholoog H. en psychiater M.:
De kliniek stelt, dat zonder nadere observatie onderzoek naar beide stoornissen mogelijk is. Dit is ook daarom een relevante opmerking, omdat de rapporteurs zelf geen enkele poging hebben ondernomen om via heteroanamnetische gegevens eigen
psychodiagnostiek antwoorden op de door hun opgeworpen vragen te verkrijgen. Het overleg met de behandelend sector door psycholoog beperkt zich tot kort overleg met een sociotherapeut. Hier is in weerwil van de opdracht geen op de (differentiaal)
diagnostische hypothesen van de onderzoekers gericht ambulant onderzoek verricht.
Uit de aanvraag longstaystatus van FPC de Kijvelanden van 17 april 2014, de pro justitia rapportages van psychiater B. en psycholoog G. van 14 respectievelijk 26 augustus 2014 en het advies van het Lap van 18 december 2014 blijkt dat een plaatsing op
de
longstayafdeling met een hoog beveiligingsniveau door alle betrokken deskundigen geïndiceerd wordt geacht. Er is geen aanleiding de zaak aan te houden en het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
De Staatsecretaris heeft nog geen beslissing genomen over een plaatsing van klager ter observatie in het PBC.

4. De beoordeling
In het kader van het 6-jaarsverlengingsonderzoek van klagers tbs zijn recent de rapporten van psycholoog H. van 17 juni 2015 en van psychiater M. van 2 juli 2015 uitgebracht.
Het rapport van M. houdt onder meer in: “In de stukken valt te lezen dat meerdere malen in het verleden werd geopperd dat bij betrokkene sprake zou kunnen zijn van een ASS, maar dat deze mogelijkheid werd verworpen. Toch komen er uit de anamnese en
psychiatrisch onderzoek (in het kader van het onderhavig onderzoek) duidelijke aanwijzingen dat dit wel het geval zou kunnen zijn (i.e. ondergetekende is er niet van overtuigd dat de diagnose ASS verworpen zou moeten worden) (...). Ondergetekende is van
oordeel dat het nodig is om op grond van een gerichte klinische observatie en een gericht milieuonderzoek te differentiëren tussen de differentiaal diagnostische opties van een autisme spectrum stoornis (ASS) en een persoonlijkheidsstoornis met
narcistische kenmerken (...). Het stellen van de diagnose ASS, dan wel een persoonlijkheidsstoornis met narcistische kenmerken heeft grote gevolgen voor de behandeling (welke aanpak nodig is) en het risicomanagement (wat is te de te verwachte mate van
veranderbaarheid) (...). Derhalve wordt geadviseerd dat betrokkene wordt opgenomen in het Pieter Baan Centrum, zodat de vragen kunnen worden beantwoord”
Het rapport van H. houdt onder meer in: “Gezien de complexe interactie met betrokkene, de verschillende diagnoses en het feit dat de onderzoeker van mening is dat een uitgebreid onderzoek naar de persoonlijkheid en eventuele autisme spectrum
problematiek van belang is, adviseert zij betrokkene klinisch te laten observeren in het Pieter Baan Centrum”.

Zowel FPC de Kijvelanden als psychiater B., psycholoog G. en de Lap zijn het erover eens dat plaatsing op een longstayafdeling met een hoog beveiligingsniveau voor klager geïndiceerd is. Alleen psycholoog H. en psychiater M. delen die mening op
voorhand
niet. Aan de wijze waarop zij hun onderzoek van klager hebben uitgevoerd, kleven mogelijk de nodige gebreken. Maar gelet op het ingrijpende karakter van de beslissing klager al dan niet in een longstayvoorziening te plaatsen en het daaruit
voorvloeiende
belang van klager bij een zorgvuldige beoordeling van de vraag of en, zo ja welke, op vermindering van het recidiverisico gerichte behandeling nog mogelijk is en daarmee van de noodzaak van een plaatsing op een longstayvoorziening, ziet de
beroepscommissie aanleiding de behandeling van het onderhavige beroep aan te houden voor multidisciplinair onderzoek door het PBC.

De beroepscommissie zal derhalve de Staatssecretaris verzoeken klager in het PBC te laten onderzoeken, in het bijzonder ten aanzien van de diagnostiek en de eventuele mogelijkheden voor behandeling van klager.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verzoekt de Staatssecretaris klager zo spoedig mogelijk in het PBC te laten onderzoeken, in het bijzonder met betrekking tot de diagnostiek en de mogelijkheden van behandeling, en het PBC-rapport met een reactie daarop aan de RSJ te
doen toekomen.
De beroepscommissie houdt de beslissing op het beroep aan tot een nader te bepalen tijdstip in afwachting van het rapport van het PBC en de reactie daarop van de Staatssecretaris.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. M.R. Daniel en drs. C.W. van der Meer, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 7 september 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven