Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0123/SGA, 22 januari 2015, schorsing
Uitspraakdatum:22-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/123/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 22 januari 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie De Schie te Rotterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie, inhoudende de bevestiging van mechanische middelen (handboeien) ingaande
op 7 januari 2015 om 10.00 uur en eindigend op 4 februari 2015 om 10.00 uur.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 15 januari 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 20 januari 2015.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Namens verzoeker is het schorsingsverzoek schriftelijk toegelicht.

De directeur heeft zijn standpunt ten aanzien van het schorsingsverzoek schriftelijk kenbaar gemaakt.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
De voorzitter neemt hierbij in aanmerking dat bij verzoeker kennelijk sprake is van een voortdurend risico op agressieve impulsdoorbraken richting het personeel. Volgens de directeur heeft zich laatstelijk op 29 september en 20 oktober 2014 in de p.i.
Amsterdam een incident voorgedaan, waarbij verzoeker naar het personeel heeft geslagen en bij herhaling een zeer dreigende houding heeft aangenomen. Verzoeker heeft aangegeven niet te willen meewerken aan de behandeling en diagnostiek in het PPC. Pas
als verzoeker langere tijd meewerkt aan een medicamenteuze behandeling waardoor het risico op agressie kan afnemen, kan volgens de directeur worden beoordeeld of een afbouw van het boeienregime mogelijk is. Gelet op het vorenstaande bestaat er naar het
voorlopig oordeel van de voorzitter thans nog steeds een noodzaak tot het toepassen van het handboeienregime bij verzoeker. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris,
op 22 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven