Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2821/GV, 7 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:07-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2821/GV

betreft: [klager] datum: 7 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 augustus 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Op 21 september 2015 staat een rechtszaak in Zwitserland tegen een voormalig bankdirecteur gepland. Deze rechtszaak loop vanaf het jaar 2006. Klager is opgeroepen om ter
terechtzitting te worden gehoord. Er bestaat een causaal verband tussen de Zwitserse en de Nederlandse rechtszaak. In de Zwitserse rechtszaak is de voormalig bankdirecteur diefstal van (klagers) gelden ten laste gelegd. Ten gevolge hiervan is klager in
Nederland veroordeeld wegens ponzifraude. De directeur heeft positief geadviseerd ten aanzien van de strafonderbreking. Twee eerdere verloven zijn goed verlopen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het verzoek om strafonderbreking is afgewezen, omdat klager de Zwitserse rechtbank kan laten weten dat hij niet kan verschijnen in verband met zijn
detentie in Nederland. Een verband tussen de Zwitserse en de Nederlandse rechtszaak is niet aangetoond. Klager is in Nederland onherroepelijk veroordeeld. Er is geen onderzoeksbelang. Als de rechtbank het horen van klager noodzakelijk vindt dan kan de
rechtszaak plaatsvinden als klager in vrijheid is gesteld. Dit kan klager ook zelf verzoeken. Uit de stukken blijkt niet dat hiertoe een poging is gedaan. Er bestaat geen noodzaak voor strafonderbreking.

Op klagers verzoek om strafonderbreking is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van de locatie Arnhem Zuid heeft positief geadviseerd ten aanzien van de strafonderbreking. Klagers eerdere twee verloven zijn goed verlopen. Tevens is hij zelfmelder en first offender. Er is geen indicatie voor het uitbrengen van een
negatief advies.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van anderhalf jaar, wegens bedrog. De einddatum van de detentie is thans bepaald op 13 mei 2016.

Op grond van artikel 73, tweede lid, Pbw dient het beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen hij beroep instelt, te worden ingediend. Een na afloop van deze termijn
ingediend beroepschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. De bestreden beslissing dateert van 3 augustus 2015 en is op 3 augustus 2015 aan klager uitgereikt. Het
beroepschrift is gedateerd 4 augustus 2015 en is niet eerder dan op 25 augustus 2015 door het secretariaat van de Raad ontvangen. Het beroepschrift is derhalve te laat ingediend.
Uit de stukken komt naar voren dat klager het beroepschrift intern via de directeur op de post heeft gedaan en dat dit beroepschrift volgens de casemanager ergens ‘is blijven hangen’. De beroepscommissie is van oordeel dat overschrijding van de
beroepstermijn, gezien het vorenstaande, verschoonbaar moet worden geacht. Klager zal derhalve worden ontvangen in zijn beroep.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. Op grond van artikel 5, eerste lid, tweede volzin, van de Regeling kan in bijzondere omstandigheden worden toegestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft.

Klager is op 8 mei 2015 door de rechter opgeroepen om te verschijnen op 21 september 2015 om 08:15 uur in Zwitserland. De beroepscommissie overweegt dat klager het Zwitserse gerecht kan meedelen dat hij in Nederland is gedetineerd en derhalve niet kan
verschijnen. Desgewenst kan het Zwitserse gerecht met een rechtshulpverzoek bewerkstelligen dat klager in Nederland wordt gehoord. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat voor klager geen noodzaak bestaat naar Zwitserland af te reizen. De
beslissing van de Staatssecretaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 7 september 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven