Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0892/GA, 3 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:03-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/892/GA

betreft: [klager] datum: 3 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.B.M. Poppelaars, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 januari 2015 van de beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 augustus 2015, gehouden in de p.i. Lelystad, is klagers raadsman, mr. R.B.M. Poppelaars, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De directeur van het PPC Scheveningen heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet of niet tijdig bezorgen van de post bij klager (SC 2014/378);
b. het feit dat klager een brief over een betalingsregeling met het CJIB gedateerd op 17 augustus 2014 op 21 augustus 2014 heeft ontvangen (SC 2014/379);
c. het door het personeel openen van geprivilegieerde post afkomstig van klagers raadsman (SC2014/380);
d. de oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, omdat klager aandeel heeft gehad in een vechtpartij (SC 2014/400);
e. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van twee dagen in afwachting van overplaatsing naar een andere inrichting (SC 2014/401).

De beklagcommissie heeft het beklag onder a., c., d. en e. ongegrond verklaard en heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder b., op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Ten aanzien van a., b. en c. voert klager aan dat het aan de directeur is om aan te tonen dat het wel goed is gegaan
aangezien
het voor een gedetineerde lastig is om bewijs te verzamelen. De directeur heeft geen inzicht gegeven in hoe het is gegaan. Ten aanzien van d. voert klager aan dat de directeur, mede gelet op het feit dat het incident heeft plaatsgevonden in een PPC, de
hand in eigen boezem had moeten steken. Zeker in een PPC mag van het personeel worden verwacht dat wordt ingegrepen. Uit de stukken blijkt dat het personeel niets heeft gedaan om de confrontatie te verhelpen. Volgens klager zocht medegedetineerde R. de
confrontatie met hem. Klager is weggelopen en vervolgens zocht R. weer de confrontatie. Het personeel heeft pas ingegrepen nadat de situatie al was geëscaleerd. Klager is van mening dat hij ten onrechte is gestraft dan wel dat hem een aanzienlijk
lagere
straf had moeten worden opgelegd. Gelet op hetgeen is aangevoerd ten aanzien van d. acht klager oplegging van de ordemaatregel onder e. ook onredelijk en onbillijk.

De directeur heeft in beroep – schriftelijk – aangevoerd zich te kunnen verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie.

3. De beoordeling

a. en c.
Hetgeen in beroep ten aanzien van a. en c. is aangevoerd, kan niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

B.
Op grond van artikel 36, eerste lid, van de Pbw hebben gedetineerden het recht brieven en stukken per post te verzenden en te ontvangen. De directeur is verantwoordelijk voor de uitreiking van de post. Klachten over het niet of te laat
ontvangen
van de post zijn derhalve ontvankelijk. Klager heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat de directeur bij het uitreiken van de brief van het CJIB op enige wijze tekort is geschoten. Klager zal derhalve alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn
beklag, maar dit beklag zal ongegrond worden verklaard.

D.
Uit het schriftelijk verslag van 13 september 2014 blijkt dat dit in strijd met artikel 50, eerste lid, van de Pbw niet aan klager is aangezegd. Nu de wet het aanzeggen dwingend voorschrijft, is de beslissing tot oplegging van de disciplinaire
straf genomen in strijd met een wettelijk voorschrift. De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van d. reeds hierom gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre. Zij verklaart het beklag alsnog gegrond. De
beroepscommissie ziet geen aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager nu de beroepscommissie gelet op hetgeen is vermeld in het schriftelijke verslag voldoende aannemelijk acht dat klager verantwoordelijk kan worden gehouden voor het
hebben van een aandeel in de vechtpartij.

E.
Uit de stukken volgt dat de ordemaatregel is opgelegd, omdat de orde en rust op de afdeling was verstoord. Door klagers betrokkenheid bij de vechtpartij waren de verhoudingen tussen de gedetineerden en de veiligheid onder druk komen te staan.
Dit was al langere tijd aan de gang. Klager zou worden overgeplaatst naar een andere inrichting. De beroepscommissie acht gelet op het bovenstaande de beslissing van de directeur om klager - in afwachting van overplaatsing naar een andere inrichting -
in afzondering te plaatsen niet onredelijk of onbillijk. Het beroep ten aanzien van e. zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a., c. en e. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van b., verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van d. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, R. van Benthem RA en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 3 september 2015

secretaris voorzitter

Naar boven