Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1634/GA, 3 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:03-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1634/GA

betreft: [klager] datum: 3 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

gericht tegen een uitspraak van 22 mei 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 5 augustus 2015, gehouden in de p.i. Lelystad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager ten onrechte is aangemerkt als werkweigeraar, waardoor hij geen wachtgeld heeft ontvangen.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 10,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt schriftelijk – zakelijk weergegeven – toegelicht. De beklagrechter heeft ten onrechte overwogen dat klager heeft gezegd “ik ben ziek”. De directeur voert aan dat
dit niet klopt. Klager zei in eerste instantie “ik ga niet, ik ben ziek”. Naar aanleiding hiervan heeft het personeel gevraagd wat klager precies bedoelde. Klager heeft toen aangegeven “ik wil niet meer werken”.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De directeur stelt dat klager op 19 januari 2015 heeft aangegeven niet meer te willen werken. De directeur is er van uitgegaan dat klager ontslag wilde nemen. Klager stelt echter dat hij zich ziek heeft gemeld en dat hij geen ontslag heeft genomen.

Niet in geschil is dat klager heeft gezegd dat hij niet naar de arbeid zou gaan, omdat hij ziek was. Vervolgens heeft klager volgens de directeur desgevraagd aangegeven dat hij niet meer wilde werken. Indien, zoals in dit geval, sprake is van
tegenstrijdige meldingen acht de beroepscommissie het van belang dat (verder) wordt doorgevraagd ten einde te onderzoeken wat er aan de hand is. Indien wordt geconcludeerd dat een gedetineerde vrijwillig ontslag neemt, verdient het aanbeveling hiervan
een schriftelijk verslag op te maken.

Nu enige schriftelijke verslaglegging ontbreekt, sprake is van tegenstrijdige meldingen van klager en in ieder geval vaststaat dat klager heeft gezegd dat hij ziek is, acht de beroepscommissie de beslissing van de directeur om klager zonder verder
onderzoek als werkweigeraar aan te merken, onredelijk en onbillijk. Het beroep van de directeur zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, R. van Benthem RA en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 3 september 2015

secretaris voorzitter

Naar boven