Nummer: 14/4556/GB
Betreft: [klager] datum: 30 maart 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 2 december 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaar gericht tegen de afwijzing van klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) en aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.), een zogenaamd ‘gestapeld traject’
ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 13 mei 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos, een normaal beveiligde inrichting.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Uit het advies van de politie ten aanzien van het verlofadres volgt dat de politie zich bezig houdt met privéaangelegenheden die niet van belang zijn voor een eventuele
beoordeling van verzoeken tot het verkrijgen van vrijheden. Voorts wijst de politie op klagers status en diens gevaarzetting zonder daar concreet in te zijn. De einddatum van klagers detentie nadert. Hij heeft zich aan de voorwaarden gehouden tijdens
zijn algemeen verlof. Het Openbaar Ministerie adviseert positief en ook klagers begeleider van het traject Terugdringen Recidive (TR) is positief. TR neemt zelfs uitdrukkelijk op dat klager zich dient te bevinden op een adres in Almere terwijl de
selectiefunctionaris op basis van het advies van de politie een verblijf van klager in Almere niet aanvaardbaar acht. Ten slotte wordt namens klager, in reactie op de reactie van de selectiefunctionaris, aangevoerd dat de selectiefunctionaris ten
onrechte pas in de reactie op het beroepschrift aan klager tegenwerpt dat het onderhavige verzoek klagers tweede verzoek binnen een periode van zes maanden betreft en artikel 18, vierde lid, van de Pbw in de weg staat aan toewijzing van dit tweede
verzoek. Nu dit pas in reactie op het beroep is aangevoerd is klager in een nadeliger positie gebracht.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In de beslissing op klagers vorige verzoek van 24 juli 2014 is aangegeven dat klagers verzoek opnieuw in overweging wordt genomen
indien hij een ander verlofadres opgeeft. Klager heeft een algemeen verlof doorgebracht op een verlofadres in Hoorn. Hij weigert echter dit adres op te geven als verlofadres tijdens zijn plaatsing in een z.b.b.i. of deelname aan een p.p. Ten aanzien
van
het verlofadres in Almere heeft de politie negatief geadviseerd, omdat een risico op escalatie aanwezig wordt geacht. Bij een bezoek aan het verlofadres in Almere bleek dat de op dat adres woonachtige vriendin van klager niet op de hoogte was van de
relatie tussen klager en een andere vrouw. Voorts is sprake van een hoog recidiverisico, een hoog risico op het onttrekken aan voorwaarden en bestaat er een kans op letselschade voor willekeurige personen. De selectiefunctionaris acht een gevaar voor
escalatie aanwezig, indien wordt ontdekt dat klager nog een andere vriendin heeft. De betreffende verbalisant van de politie kent klager al 13 jaar en de selectiefunctionaris acht het dan ook een deugdelijk advies. Tijdens een eerder p.p. en
daaropvolgend reclasseringstoezicht heeft klager zich meerdere malen niet aan afspraken gehouden. De wijze waarop klager tot nu toe invulling probeert te geven aan zijn detentie, geeft onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van de beoogde
plaatsing.
Klager lijkt een beperkte mate van vrijheid aan te kunnen gelet op het verleende algemeen verlof, maar gelet op de wijze waarop dit is geregeld, kan geen sprake zijn van het frequenter verlenen van vrijheden aan klager. Voorts is sprake van het tweede
verzoek binnen een periode van zes maanden, zodat het verzoek op grond van artikel 18, vierde lid, van de Pbw afgewezen had moeten worden. Nu de bestreden beslissing hier niet op is gebaseerd, zal dit klager niet worden tegengeworpen.
4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart
2014,
Stcrt. 2014, nr. 4617).
4.2. Nu de selectiefunctionaris aangeeft dat aan klager niet wordt tegengeworpen dat sprake is van het tweede verzoek binnen een periode van zes maanden als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Pbw en nu genoemde zes maanden inmiddels
ruimschoots zijn verstreken, zal de beroepscommissie hieraan voorbij gaan.
4.3. Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit de stukken volgt dat de reclassering heeft geadviseerd om klager - met oplegging van enkele bijzondere voorwaarden welke kunnen worden gecontroleerd door middel van elektronische
controle - voor plaatsing in een z.b.b.i. en aansluitend voor deelname aan een p.p. in aanmerking te laten komen. Uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Zuyder Bos volgt dat het OM positief heeft geadviseerd ten aanzien van klagers
verzoek. De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres in Almere in verband met klagers status en gevaarzetting. De vriendin van klager, en bewoonster van het adres, zou er niet van op de hoogte zijn dat klager nog een vriendin
zou hebben. De wijkagent geeft aan bang te zijn dat er dingen zullen gebeuren op het adres. De beroepscommissie is van oordeel dat het advies van de politie ten aanzien van het verlofadres onvoldoende is onderbouwd. Niet duidelijk wordt waarom het
adres
niet geschikt zou zijn vanwege klagers status en vanwege gevaarzetting. De enkele omstandigheid dat klager volgens de verbalisant van de politie naast de bewoonster van het adres nog een vriendin heeft, is naar het oordeel van de beroepscommissie
daartoe onvoldoende. Gelet op het voorgaande en nu de datum van voorwaardelijke invrijheidstelling (11 september 2015) nadert en klager reeds met goed gevolg algemeen verlof heeft genoten, is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing
niet op goede gronden rust. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst
daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.J. Stolwerk, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 30 maart 2015
secretaris voorzitter