Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2666/SGA, 17 juni 2015, schorsing
Uitspraakdatum:17-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/2666/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 17 augustus 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van twee beslissingen van de directeur van voormelde inrichting, inhoudende:
a. de oplegging van een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, ingaande op 6 augustus 2015 om 16:05 uur en eindigend op 8 augustus 2015 om 16:05 uur, wegens het
zonder toestemming verlaten van de afdeling.
b. de intrekking van bezoek zonder toezicht (BZT) als gevolg van voornoemde disciplinaire straf.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van een medewerker van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek als klaagschrift zal worden ingeschreven alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 14 augustus 2015.

1. De beoordeling
Voor zover verzoeker heeft verzocht om schorsing van een degradatiebeslissing overweegt de voorzitter dat zij dit buiten beschouwing zal laten, nu uit de inlichtingen van de directeur naar voren komt dat verzoeker niet is teruggeplaatst naar het
basisprogramma.

Ten aanzien van onderdeel a van het verzoek:
Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de opgelegde disciplinaire straf afliep op 8 augustus 2015 om 16:05 uur. Nu de beslissing tot oplegging van de bestreden disciplinaire straf niet meer ten uitvoer wordt gelegd, zal het verzoek
niet meer tot het door verzoeker beoogde resultaat kunnen leiden. Verzoeker heeft daarom geen belang meer bij een toewijzing van het verzoek. Dit onderdeel van het verzoek zal worden afgewezen.

Ten aanzien van onderdeel b van het verzoek:
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
De directeur dient bij de beslissing of het BZT van een gedetineerde wordt toegestaan steeds een individuele belangenafweging te maken, waarbij het gedrag van de betreffende gedetineerde kan worden betrokken. Uit de inlichtingen van de directeur,
waaronder een door verzoeker op 15 juni 2015 getekend akkoord met de voorwaarden omtrent BZT, komt naar voren dat het BZT is ingetrokken als automatisch gevolg van de aan verzoeker opgelegde disciplinaire straf. Nu de beslissing tot intrekking van BZT

naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – niet nader is onderbouwd, zal dit onderdeel van het verzoek worden toegewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af voor zover dat betrekking heeft op onderdeel a.
De voorzitter wijst het verzoek toe voor zover dat betrekking heeft op onderdeel b en schorst de tenuitvoerlegging van die beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben
beslist.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 17 augustus 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven