Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3446/GA, 15 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3446/GA

betreft: [klager] datum: 15 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. van Veen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen mondelinge uitspraken van 9 september 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Karelskamp te Almelo,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 april 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn klagers raadsman, mr. R. van Veen, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Karelskamp, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Als toehoorder was aanwezig [...], stagiaire bij de afdeling rechtspraak van de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het buiten aanwezigheid van klager openen van zijn geprivilegieerde post (Al 2014-000143) en
b. de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, omdat klager een medegedetineerde heeft aangevallen in de telefooncel (Al 2014-000144).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard. Naast de kennisgeving van de mondelinge uitspraak bevindt zich bij de stukken geen uitwerking van de beslissing met opgave van de gronden waarop deze berust. De beroepscommissie stelt vast dat
zulks in strijd is met de wet en dat het de beoordeling in beroep bemoeilijkt, maar zal desondanks –naar zij begrijpt met instemming van partijen – thans het beroep inhoudelijk beoordelen.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De geopende post betrof een brief van klagers advocaat met als bijlage een zeer omvangrijk proces-verbaal in klagers
strafzaak. De raadsman heeft op de envelop met daarin het proces-verbaal een kleine envelop geplakt met daarin een brief aan de directeur met het verzoek de post ongeopend aan klager te overhandigen. Klager erkent dat er ruzie in het kader van het
telefoneren is geweest maar hij ontkent de medegedetineerde te hebben aangevallen. Klager is, nadat hij de medegedetineerde had verzocht het telefoongesprek te beëindigen, door de medegedetineerde aangevallen. Hij is daarbij gewond geraakt. Het kan zo
zijn dat hij de woorden “en nu eruit” heeft gesproken, maar dat vormt geen aanwijzing dat hij de medegedetineerde heeft aangevallen. Het personeel heeft het incident niet waargenomen. De verklaringen van klager en de medegedetineerde staan lijnrecht
tegenover elkaar. De medegedetineerde is slechts een paar uur in afzondering geplaatst, zodat sprake is van ongelijke behandeling. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt –zakelijk weergegeven – toegelicht. Beide gedetineerden zijn naar aanleiding van het incident in afzondering geplaatst. Aangezien het personeel het incident
niet heeft waargenomen heeft de directeur besloten het opgenomen telefoongesprek dat de medegedetineerde met zijn vriendin voerde achteraf samen met het afdelingshoofd te beluisteren. Plots klinkt op de bandopname klagers stem: “en nu eruit!”. Het
afdelingshoofd herkende klagers stem, omdat hij klager goed kent. Hetgeen te horen was sluit aan bij de verklaring van de medegedetineerde. De medegedetineerde zat na het incident onder het glas. Het schriftelijke verslag is klager niet aangezegd
vanwege de grote paniek als gevolg van het incident.

3. De beoordeling
a.
Uit artikel 3, eerste lid, van de Regeling geprivilegieerde post gedetineerden volgt dat de advocaat post gericht aan een gedetineerde in een gesloten envelop doet, deze adresseert aan de gedetineerde, de envelop sluit en de envelop voegt in een andere
envelop geadresseerd aan de directeur met het verzoek om de bijgesloten envelop aan de gedetineerde uit te reiken. Ter zitting is vast komen staan dat klagers raadsman niet op de bij artikel 3, eerste lid, van de Regeling voorgeschreven wijze post aan
klager heeft aangeboden. Gelet daarop staat niet vast dat er door of namens de directeur is gehandeld in strijd met enig wettelijk voorschrift.

B.
De aanwijzingen dat klager betrokken is geweest bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde in de inrichting zijn toereikend voor het opleggen van een disciplinaire straf. Gelet op de rol van klager is de opgelegde straf bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen niet onredelijk of onbillijk. De beroepscommissie heeft ambtshalve geconstateerd dat het schriftelijk verslag niet is aangezegd aan klager en dat is onder opgave van reden ook bevestigd door de directeur. Aan deze
tekortkoming zal geen gevolg worden verbonden nu klager er zelf geen punt van heeft gemaakt en overigens niet is gebleken dat klager door het achterwege blijven van de aanzegging in enig rechtens te respecteren belang is geschaad.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 15 mei 2015

secretaris voorzitter

Naar boven