Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0647/TB, 13 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:13-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/647/TB

betreft: [klager] datum: 13 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B. Klunder, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 23 februari 2015,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 juni 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. R.W. van Zanden en namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
[...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klager is niet ter zitting verschenen.

Drs. J.E. Wouda, lid van de beroepscommissie, kon niet ter zitting aanwezig zijn en heeft op grond van de stukken de zaak beoordeeld.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft besloten niet in te gaan op klagers verzoek hem over te plaatsen naar een andere longstayvoorziening van de Pompestichting, te weten de locatie Vught.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 4 februari 1993 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is bij beslissing van 11 april 2006 geplaatst in een longstayvoorziening van de
Pompestichting. Aanvankelijk is hij in de longstayvoorziening van de locatie Vught geplaatst; vervolgens is hij overgeplaatst naar de longstayvoorziening van de locatie Zeeland.
Bij brief van 3 januari 2015 heeft klager verzocht om overplaatsing naar de longstayvoorziening van locatie Vught.
De Staatssecretaris heeft bij brief van 23 februari 2015 te kennen gegeven te hebben besloten niet in te gaan op het verzoek.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klagers verzoek komt in de kern neer op een verzoek om overplaatsing naar een andere tbs-inrichting, zodat geen sprake is van een interne overplaatsing. Een interne overplaatsing is een overplaatsing binnen een inrichting. Hier gaat het om een andere
locatie, ander personeel en andere omstandigheden. Er zijn nog maar twee longstayvoorzieningen in Nederland. Het zou bijzonder zijn als geen beroep mogelijk was tegen afwijzing van een verzoek om overplaatsing naar een andere longstayvoorziening.
Verwezen wordt naar RSJ 15 juni 2007, 07/1510/STA. Op het overplaatsingsverzoek is een beslissing genomen door de Staatssecretaris en niet door het hoofd van de inrichting.
Destijds is gevraagd om overplaatsing naar de locatie Zeeland, omdat er een kwestie speelde met een vrouwelijk personeelslid. Eenmaal geplaatst in Zeeland bleek dat klager in Vught meer ruimte had voor werk en sport en dat zijn ouders, die dichter bij
Vught dan bij Zeeland wonen, in Vught meer bij de behandeling waren betrokken. In Vught mocht klager met zijn ouders wandelen op het terrein. En daar werd klager een meer gestructureerde behandeling en meer kwaliteit van leven geboden dan in Zeeland.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Verwezen wordt naar RSJ 17 april 2012, 11/4500/TB. Beide locaties maken deel uit van de Pompestichting. Volgens vaste jurisprudentie van de RSJ kan geen beroep worden ingesteld tegen een interne overplaatsing. Een dergelijke beslissing wordt dan ook
niet door de Staatssecretaris genomen maar door de inrichting. De Staatssecretaris kan niet beslissen een verpleegde intern over te plaatsen.
Het verzoek is inhoudelijk voorgelegd aan de Pompestichting. Via een crisisplaatsing is klager in de longstayvoorziening van de locatie Zeeland terechtgekomen. Opvallend is dat de locatie Zeeland juist meer vrijheden kent dan de locatie Vught, terwijl
klager erover klaagt dat hij minder vrijheden heeft. Voor wat betreft de structuur, beveiliging en behandeling is klager op zijn plaats in de longstayvoorziening van de locatie Zeeland. Er is geen indicatie hem over te plaatsen naar Vught.

4. De beoordeling
Uit artikel 11 van de Bvt volgt dat de Staatssecretaris beslist in welke inrichting een tbs-gestelde wordt geplaatst. Tegen een dergelijke beslissing staat op grond van artikel 69, eerste lid, onder a, Bvt beroep open.
Ingevolge artikel 31, derde lid, Bvt beslist het hoofd van de inrichting op welke afdeling binnen de inrichting een tbs-gestelde wordt geplaatst. Tegen een dergelijke beslissing staat op grond van artikel 56 lid 1, aanhef en onder b, Bvt alleen beklag
open als het gaat om plaatsing op een afdeling voor intensieve zorg (vgl. RSJ 30 januari 2002, 01/1977/TA) en, op grond van artikel 56 lid, aanhef en onder e, Bvt als door de plaatsing sprake is van een schending van een op grond van wet of verdrag
toekomend recht van de verpleegde (vgl. RSJ 3 december 2009, 09/2201/TA). Hetzelfde geldt voor de weigering van het verzoek van een verpleegde intern overgeplaatst te worden.

Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting heeft de Staatssecretaris klagers verzoek aan de Pompestichting voorgelegd en vervolgens met instemming van de Pompestichting besloten niet in te gaan op het verzoek om overplaatsing. Nu het aan het
hoofd van de inrichting was te beslissen op het verzoek van klager, moet deze geacht worden het verzoek te hebben afgewezen en moet het bezwaar van klager worden geacht tegen deze beslissing te zijn gericht; aan de schriftelijke reactie van de
Staatssecretaris komt in zoverre geen betekenis toe. Voor zover het beroep is gericht tegen die reactie is klager daarin niet-ontvankelijk.
Gelet op de navolgende overwegingen ziet de beroepscommissie aanleiding de zaak zelf af te doen in plaats van deze te verwijzen naar de beklagcommissie.

De longstayvoorziening van de locatie Vught en de longstayvoorziening van de locatie Zeeland maken beide deel uit van de Pompestichting. Deze longstayafdelingen kunnen dan ook niet worden aangemerkt als afzonderlijke tbs-inrichtingen. Klagers verzoek
ziet derhalve op een interne overplaatsing, tegen de afwijzende beslissing waarop in beginsel geen beklag of beroep openstaat.
Inhoudelijk is door en namens klager aangevoerd dat hij in Vught meer ruimte had voor werk en sport dan in Zeeland, dat zijn ouders in Zeeland minder bij klager en zijn behandeling zijn betrokken dan in Vught het geval was en dat klager in Vught een
meer gestructureerde behandeling en meer kwaliteit van leven genoot dan in Zeeland. Naar het oordeel van de beroepscommissie kunnen deze bezwaren niet worden aangemerkt als een beroep op schending van een op grond van wet of verdrag aan klager
toekomend
recht.
Het voorgaande brengt mee dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep. Daaraan kan, anders dan door de raadsvrouw is betoogd, niet afdoen dat het de Staatssecretaris is geweest die schriftelijk heeft gereageerd op het verzoek om
overplaatsing, evenmin als de omstandigheid dat thans nog slechts twee longstayvoorzieningen bestaan (in Zeeland en in Vught), die beide tot de Pompestichting behoren. Bij dit laatste neemt de beroepscommissie in aanmerking dat het uitgangspunt, dat
bij
interne overplaatsingen - en bij afwijzende beslissingen op een verzoek om zo’n overplaatsing - geen beroepsmogelijkheid bestaat, zijn grond vindt in het feit dat die beslissingen worden genomen op basis van behandelinhoudelijke overwegingen, in de
waardering waarvan de beroepscommissie niet pleegt te treden. Het gaat de rechtsprekende taak van de beroepscommissie te buiten in dergelijke gevallen alsnog beroep open te stellen, ook als dat wordt beperkt tot beslissingen over interne
overplaatsingen
van longstayers binnen de Pompestichting. Het is aan de wetgever in een dergelijke beroepsmogelijkheid te voorzien.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. J.E. Wouda en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 augustus 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven