Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2190/GV, 11 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:11-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2190/GV

betreft: [klager] datum: 11 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 juli 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager komt over zes maanden vrij. Hij komt dan na vier jaar weer in de maatschappij. Hij heeft de cursussen “Puinruimen”, “Kies voor Verandering” en de opleiding “Assistent
fitnesstrainer” afgerond. Hij is gemotiveerd om na zijn vrijlating in de fitnessbranche te gaan werken. Klager vraagt zich af op grond waarvan een hoog recidiverisico is vastgesteld. Zijn gedrag binnen de inrichting is goed. Klager vindt het niet
eerlijk dat hij op zijn verleden wordt beoordeeld. Hij heeft zijn verleden achter zich gelaten en wil graag de kans om stapsgewijs terug te keren in de maatschappij.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De reclassering heeft gezien klagers delictgeschiedenis, het hoge recidiverisico en het bestaan van problemen op verschillende leefgebieden steeds
aangestuurd op psychologisch onderzoek dan wel het verkrijgen van diagnostiek om passende hulpverlening te bieden. Klager wil hier echter nog steeds niet aan meewerken. Uit het dossier blijkt dat klager tijdens een toezichtperiode van twee jaar is
gerecidiveerd. Ook heeft hij tijdens een vorige detentie een strafbaar feit gepleegd waarvoor hij inmiddels onherroepelijk is veroordeeld tot 1095 dagen gevangenisstraf. Hij weigert mee te werken aan een detentieplan waar een geïndiceerd onderzoek
onderdeel van is, waardoor niet kan worden ingezet op recidiveverminderende activiteiten. Klager functioneert goed in een gestructureerde detentieomgeving. Hij heeft deelgenomen aan enkele interne modules en een cursus fitnessbegeleider gevolgd. Bij
blijvend goed gedrag zal verlof aan de orde komen. Indien de huidige zaak voor klagers fictieve einddatum onherroepelijk wordt zal sprake zijn van een lange periode van voorwaardelijke invrijheidstelling. De Staatssecretaris acht het niet uitgesloten
dat zal worden geadviseerd tot uitstel of afstel van deze voorwaardelijke invrijheidstelling.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager zich binnen de inrichting goed gedraagt en zich goed aan afspraken houdt. Wel wordt geadviseerd een meldplicht bij
de politie en een locatiegebod voor de nachtelijke uren met elektronische controle op te leggen.
De advocaat-generaal heeft negatief geadviseerd. Klager is veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf voor feiten gepleegd in november 2011. Voorts is hij in eerste aanleg veroordeeld tot 45 maanden gevangenisstraf voor feiten gepleegd in oktober 2011.
Genoemde feiten zijn gepleegd in een proeftijd die liep van 29 juli 2011 tot 28 juli 2012. Uit klagers strafblad volgt dat hij vanaf jonge leeftijd niet alleen vermogensdelicten pleegt, maar daarbij steeds zwaarder geweld gebruikt. Hij is een gevaar
voor de maatschappij en het is aan de slachtoffers niet uit te leggen dat hij met zo’n angstaanjagend strafblad al met verlof zou mogen gaan. Klager heeft aangetoond dat het recidivegevaar bij hem reëel is. Hij heeft vanaf 1996 alleen maar ernstige
geweldsdelicten gepleegd. Proeftijden maken hem niets uit. Hij vormt een gevaar voor de gezondheid en veiligheid van anderen en de veiligheid van goederen.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager is in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens bezit/handel in vuurwapens, heling en diefstal met geweld gepleegd in vereniging (overval). Tegen dit vonnis is beroep in cassatie ingesteld. De fictieve
einddatum van klagers detentie is thans gesteld op 4 januari 2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag.

De advocaat-generaal en de reclassering staan negatief tegenover verlofverlening. De reclassering heeft het recidiverisico ingeschat als hoog. Klager wenst niet mee te werken aan een traject in het kader van Terugdringen Recidive. Gelet op het hoge
recidiverisico, het uitgebreide strafblad en genoemde negatieve adviezen is de beroepscommissie van oordeel dat, ondanks het positieve advies van de directeur van de p.i. Nieuwegein en klagers goede gedrag in de inrichting, een afwijzing van klagers
verlofaanvraag op dit moment niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 11 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven