Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2206/GV, 11 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:11-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2206/GV

betreft: [klager] datum: 11 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 juli 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. In de Schilderswijk in Den Haag hebben zich recentelijk veel geweldsincidenten voorgedaan. Voor zover klager bekend is, hebben zich de laatste dagen geen incidenten meer voorgedaan en is ook de
verwachting dat de komende periode zich geen geweldsincidenten meer zullen voordoen nu de ophef die is ontstaan omtrent dat wat aanleiding heeft gegeven voor de ongeregeldheden inmiddels is afgenomen. Klager ziet dan ook niet in waarom de politie
negatief heeft geadviseerd omtrent het door klager opgegeven verlofadres. Eerder adviseerde de politie negatief ten aanzien van het verlofadres omdat de woning is gelegen in de Schilderswijk. Die enkele omstandigheid is naar het oordeel van klager
onvoldoende onderbouwd om te kunnen oordelen dat het verlofadres onaanvaardbaar is in de zin van artikel 4, onder j, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). Klager verwijst naar de uitspraak RSJ 18 december 2012, 12/3449/GB
waarin is opgenomen: “De beroepscommissie stelt voorop dat de aanvaardbaarheid van het verlofadres wordt bepaald door de woning, in relatie tot de omgeving, en de bewoners”. In de uitspraak RSJ 19 juli 2012, 12/1750/GB is opgenomen: “Dat het
verlofadres
in een omgeving ligt waar veel strafbare feiten worden gepleegd en drugsgebruik plaatsvindt en dat klager in de buurt van het verlofadres mogelijk een slachtoffer dan wel een getuige kan tegenkomen, betekent niet zonder meer dat het verlofadres dient
te
worden aangemerkt als onaanvaardbaar als bedoeld in artikel 4, aanhef en onder j, van de Regeling. Dat oordeel zal met feiten en omstandigheden moeten worden onderbouwd.” Naar het oordeel van klager zijn omtrent het verlofadres geen dan wel onvoldoende
concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die maken dat het verlofadres onaanvaardbaar moet worden geacht. Klager gedraagt zich naar behoren en neemt deel aan het plusprogramma. Klager heeft een aanzienlijke gevangenisstraf achter de rug en wordt 25
december 2015 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Er is dan ook sprake van een beperkt strafrestant zodat ook het resocialisatiebeginsel zich verzet tegen het zonder vrijheden voortduren van de detentie van klager. Klager merkt voorts op dat niet
blijkt
of de mogelijkheid is bezien klager, in het kader van de te maken belangenafweging, korter verlof toe te staan dan wel verlof toe te staan met bijzondere voorwaarden zoals een locatiegebod, meldplicht en/of elektronisch toezicht. Uit het selectieadvies
volgt dat het Multi Disciplinair Overleg en de Vrijheden Commissie van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere positief hebben geadviseerd op klagers verzoek mits er sprake zou zijn van voornoemde bijzondere voorwaarden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Ten tijde van de beoordeling van klagers verlofaanvraag waren er ernstige conflicten in de Schilderswijk in Den Haag, reden waarom aan de adviezen ten aanzien van het verlofadres extra gewicht werd gegeven. Deze zouden momenteel minder zwaar wegen
omdat
de adviezen overwegend zijn gebaseerd op de buurt en minder op het adres. Wel heeft het advies van de advocaat-generaal bij het ressortparket te ’s-Gravenhage zwaar gewogen waar het recidivegevaar betreft. Dit recidivegevaar wordt onderbouwd door het
advies van de reclassering en het delict-/detentieverleden van klager. Een verkort verlof of het stellen van bijzondere voorwaarden perken dit risico onvoldoende in. Een eerdere verlofaanvraag van klager is ook afgewezen. Het door klager daartegen
ingestelde beroep met het kenmerk 15/1607/GV is op 30 juni 2015 ongegrond verklaard.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Almere heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s-Gravenhage heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag vanwege het gepleegde delict en het verleden van klager waarbij hij meerdere malen is veroordeeld voor geweldsdelicten.
De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag omdat het door klager opgegeven verlofadres in de Haagse Schilderswijk ligt. De politie heeft ten aanzien van het opgegeven verlofadres zelf geen bezwaar.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar en zes maanden met aftrek, wegens het meermalen plegen en medeplegen van mensenhandel. Aansluitend dient hij een vervangende hechtenis te ondergaan van 20 dagen en 6 dagen gijzeling op grond van de Wet
administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan. Klagers einddatum valt op of omstreeks 25 december 2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit het uittreksel Justitiële documentatie blijkt dat klager vanaf 2000 meerdere malen is veroordeeld voor mensenhandel en gewelds-, zeden- en vermogensdelicten. Uit het selectieadvies van 17 april 2015 blijkt dat klager in de afgelopen vijftien jaren
bijna steeds binnen enkele maanden na beëindiging van een detentie opnieuw is aangehouden en vervolgens veroordeeld voor nieuwe delicten. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden het toekennen van algemeen verlof vooralsnog in
de
weg staan, ondanks het positieve advies van de directeur van de inrichting. Naarmate de einddatum van klagers detentie nadert, zal het belang van klager om zijn terugkeer in de maatschappij voor te bereiden in gewicht toenemen. Dit moment is nu nog
niet
aan de orde. De beroepscommissie heeft vernomen dat de derde verlofaanvraag wel is toegewezen.
De beroepscommissie merkt op dat de omstandigheid dat het verlofadres zich bevindt in de Schilderswijk in Den Haag en dat die wijk een aandachtsgebied van de politie is met veel vermogenscriminaliteit en er recentelijk veel incidenten hebben
plaatsgevonden, in algemene zin geen grond oplevert voor afwijzing van het verlofadres. Bepalend is eerder of -vanwege de personen die zich op of in de buurt van het verlofadres bevinden en met wie klager naar verwachting contacten zal onderhouden-
gevreesd moet worden dat hij zich zal inlaten met crimineel of anderszins onwenselijk gedrag. Nu daarvan niet is gebleken kan het verlofadres geen grond voor weigering vormen.
Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep
zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 11 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven