Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1120/GM, 11 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:11-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1120/GM

betreft: [klager] datum: 11 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 31 maart 2015 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord. Klagers raadsvrouw en de inrichtingsarts bij de p.i. Alphen aan den Rijn waren verhinderd ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in de verzoeken om bemiddeling aan de medisch adviseur van 25 februari 2015 en 24 maart 2015, betreffen het feit dat klager, die een huisstofmijtallergie heeft, niet arbeidsongeschikt wordt verklaard voor de arbeid op
afdeling D2 en het feit dat klager in het geval van afwezigheid van de inrichtingsarts geen andere arts te spreken krijgt, terwijl hij dringend om een arts verlegen zit in verband met zijn allergie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager kreeg na het verrichten van arbeid op werkzaal D2 steeds last van allergische verschijnselen zoals hoofdpijn, niezen, duizeligheid en rode ogen. Ook krijgt hij
huiduitslag van het krabben. Hij was door dokter Z. arbeidsongeschikt verklaard voor het verrichten van arbeid op D2, maar dit is op 19 februari 2015 door dokter B. weer ingetrokken. Klager wil wel werken, maar alleen niet op werkzaal D2. Hij kan niet
werken met pallets en dozen. In de locatie De Schie was hij arbeidsongeschikt verklaard. In de p.i. Vught werkte hij als reiniger en in de keuken, en in de p.i. Breda werkte hij in de winkel. Alleen in de p.i. Alphen aan den Rijn is geen rekening met
hem gehouden. Hij heeft na het advies van de medisch adviseur in het ziekenhuis een allergietest ondergaan. Hieruit kwam naar voren dat hij allergisch is voor pollen, huisstofmijt, en honden en katten. Ook heeft hij astma/bronchitis en kan hij niet
tegen fijnstof. Hij heeft van de longarts Ventolin-spray gekregen. Inmiddels is klager op eigen verzoek overgeplaatst naar de locatie Torentijd te Middelburg. Dit had er onder meer mee te maken dat hij steeds ziek werd op werkzaal D2. Verzocht wordt om
aanhouding van de behandeling van het beroep, omdat klagers raadsvrouw vanwege haar vakantie verhinderd is ter zitting te verschijnen.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht.

3. Beoordeling
De beroepscommissie acht de reden van het verzoek om aanhouding van de behandeling van het beroep onvoldoende klemmend. Zij acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek af.

Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, blijkt dat de inrichtingsarts bij de p.i. Alphen aan den Rijn op 2 april 2014 heeft geadviseerd om klager alleen in een stofarme omgeving te laten werken. Klager heeft vervolgens een jaar lang veelvuldig
geklaagd over allergische verschijnselen na het verrichten van arbeid op afdeling D2 en hij heeft zich vaak ziek gemeld. De inrichtingsarts zag echter, ook na een bezoek aan werkzaal D2, geen reden klager arbeidsongeschikt te verklaren voor het
verrichten van arbeid op afdeling D2. Op 8 december 2014 en 19 december 2014 heeft de inrichtingsarts geoordeeld dat klager kan werken, maar indien een andere werkplek mogelijk is, wordt geadviseerd klager in de keuken of als reiniger te werk te
stellen. Op 18 februari 2015 is klager door een (collega) inrichtingsarts ongeschikt geacht voor het verrichten van arbeid op werkzaal D2. Op 19 februari 2015 is dit weer teruggedraaid.

Gelet op het feit dat is geadviseerd klager enkel in een stofarme omgeving te werk te stellen, klager veelvuldig heeft geklaagd over allergische klachten na het verrichten van arbeid op afdeling D2, door hem onweersproken is aangevoerd dat hij in
andere
inrichtingen niet op de werkzaal - maar bijvoorbeeld als reiniger - te werk werd gesteld dan wel arbeidsongeschikt was verklaard en in aanmerking genomen de tegenstrijdige berichtgeving naar klager toe, terwijl zijn tewerkstelling vanwege zijn
astmatische constitutie een stofvrije omgeving vereist, is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts dient te worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve in zoverre
gegrond worden verklaard. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 25,=.

Hetgeen klager heeft aangevoerd met betrekking tot de toegang tot de medische verzorging betreft een verantwoordelijkheid van de directeur van de inrichting en geen medisch handelen als bedoeld in artikel 28, tweede lid, Pm. Klager is in
zoverre
dan ook niet-ontvankelijk in zijn beroep.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover dat betrekking heeft op het niet arbeidsongeschikt verklaren van klager gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 25,=.
De beroepscommissie verklaart klager voor het overige niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. H.J.P. Kroeze, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 11 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven