Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1022/GM, 11 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:11-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1022/GM

betreft: [klaagster] datum: 11 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 24 maart 2015 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klaagster, haar raadsvrouw en de inrichtingsarts zijn niet verschenen ter zitting van de beroepscommissie, gehouden op 14 juli 2015 in de p.i. Amsterdam Over-Amstel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 24 februari 2015, betreft het stoppen van klaagsters medicatie.

2. De standpunten van klaagster en de inrichtingsarts
Namens klaagster is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, in beroep schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De medicatie die klaagster geruime tijd kreeg voorgeschreven is plotseling stopgezet. Het gaat om
magnesiumsulfaat, praep of lactulose naar eigen behoefte, en bisacodyl. Naar aanleiding van klaagsters klacht is besloten het voorschrijven van magnesiumsulfaat te hervatten. Klaagster vindt dat de medicatie niet gestopt had mogen worden. Zij heeft
steeds baat gehad bij de medicatie en heeft nauwelijks bijwerkingen ondervonden. Het is niet juist dat zij een probleem aan haar bekkenbodem zou hebben. Zij heeft een aangeboren darmafwijking. Als gevolg van het stopzetten van de medicatie heeft
klaagster veel klachten ondervonden. Zij is van mening dat het op de weg van de inrichtingsarts had gelegen haar grondig door een darmspecialist te laten onderzoeken alvorens wijzigingen aan te brengen in de medicatie. Klaagster heeft diverse malen
verzocht om doorverwijzing naar een diëtist. Ook deze doorverwijzing is door de inrichtingsarts geweigerd. Haar darmklachten zijn niet serieus genomen. De suggestie wordt gewekt dat zij lijdt aan anorexia, maar dit is nooit door een daartoe
gekwalificeerde deskundige vastgesteld. Namens klaagster wordt verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep in verband met vakantie van de raadsvrouw.

De inrichtingsarts heeft schriftelijk het volgende standpunt ingenomen. Dit standpunt luidt – zakelijk weergegeven – als volgt. Klaagsters klachten zijn altijd serieus genomen. Er zijn diverse uitgebreide consulten gewijd aan klaagsters somatische en
psychische klachten. Gezien haar psychische kwetsbaarheid (anorexia en afhankelijkheid van middelen als Laxantia) is zij uitgebreid besproken in het Psycho Medisch Overleg (PMO). Daarnaast is zij verwezen naar medisch specialisten waarbij haar
(medische) voorgeschiedenis is betrokken.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht de reden van het verzoek om aanhouding van de behandeling van het beroep onvoldoende klemmend. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek af.

De beroepscommissie stelt op basis van de stukken, waaronder het medisch dossier, vast dat klaagster in 2012 is gezien door een maag-lever-darmarts die heeft geconstateerd dat het om een probleem aan haar bekkenbodem gaat. Op 28 januari 2015 is
klaagster gezien door de internist. Op 13 februari 2015 is in het Isala ziekenhuis door de radioloog een buikoverzicht gemaakt. Vastgesteld is dat sprake is van een normale darmgasverdeling, geen gedilateerde darmlissen en geen coprostase. De
beroepscommissie is van oordeel dat klaagsters klachten door de medische dienst serieus zijn genomen. Nu geen afwijkingen zijn geconstateerd aan klaagsters darmen, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing om klaagsters medicatie te stoppen
-
hoewel het langzaam verminderen van de medicatie gelet op klaagsters psychische gesteldheid wellicht de voorkeur had verdiend - niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. H.J.P. Kroeze, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 11 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven