Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1678/GM, 11 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:11-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1678/GM

betreft: [klager] datum: 11 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 20 mei 2015 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord. Klagers raadsvrouw, mr. S.G.H. van de Kamp, en de directeur van de p.i. Zwolle hebben schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter
zitting
te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 27 maart 2015, betreft het geschikt achten van klager voor plaatsing op een meerpersoonscel en voor het verrichten van arbeid.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager wil wel werken, maar dit gaat niet zolang hij op een meerpersoonscel moet verblijven. Hij is in eerste aanleg veroordeeld voor een gevoelige zaak en het hoger beroep loopt
nog. Klager slaapt niet zolang zijn celgenoot wakker is. Ook heeft hij weleens een celgenoot gehad die ’s nachts ging sporten en muziek maakte. In de p.i. Hoogeveen verbleef klager wel op een eenpersoonscel in verband met bedreigingen van
medegedetineerden. Later kwam daar ook zijn psychische gesteldheid bij. Klager had wekelijks gesprekken met de psycholoog en psychiater. Hij heeft meegewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek. Daar is onder meer uitgekomen dat klager PDD-NOS heeft. Hij
heeft last van paranoïde gedachten en deze zijn verergerd sinds hij op een meerpersoonscel is geplaatst. In de p.i. Zwolle is ook gevraagd of klager behoefte heeft aan gesprekken met de psycholoog of psychiater, maar dat is momenteel niet het geval. De
psychiater wilde klager geen contra-indicatie ten aanzien van een meerpersoonscel geven, maar wel medicatie. Klager heeft de medicatie geweigerd, omdat hij normaal wil blijven functioneren. Hij wil wel graag zijn slaapmedicatie terug, maar dit is
geweigerd. Klager heeft meermalen gezien dat er eenpersoonscelllen vrij waren.

De inrichtingsarts heeft schriftelijk het volgende – zakelijk weergegeven – standpunt ingenomen. Klagers somatische en psychiatrische klachten worden uiterst serieus genomen. Hij is bij diverse behandelaren en specialisten onder de aandacht. Gelet op
zijn psychische klachten bestaat er echter op dit moment geen contra-indicatie voor plaatsing op een meerpersoonscel. De somatische klachten vormen op dit moment geen reden om klager arbeidsongeschikt te verklaren.

3. De beoordeling
Uit het medisch dossier volgt dat klager in de p.i. Hoogeveen op de Extra Zorg Voorziening (EZV) verbleef in verband met bedreigingen vanwege zijn strafzaak. Klager heeft in de p.i Zwolle verzocht om plaatsing op eenpersoonscel ten einde aan zijn hoger
beroep te kunnen werken en vanwege paranoïde gedachten. De beroepscommissie stelt vast dat klagers psychische klachten voldoende aandacht hebben gekregen. Klager heeft er zelf voor gekozen zijn medicatie niet in te nemen. Dat klager aan zijn strafzaak
wenst te werken vormt geen medische reden op grond waarvan een contra-indicatie voor plaatsing op een meerpersoonscel kan worden afgegeven. De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen
van
de inrichtingspsycholoog niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 van de Pm neergelegde norm. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie merkt op dat eventueel nog zou kunnen worden bezien of een andere
celgenoot voor klager een oplossing biedt.

Klager heeft ter zitting aangevoerd dat de reden dat hij zich niet in staat acht te werken is gelegen in de klachten die hij ondervindt als gevolg van zijn plaatsing op een meerpersoonscel. De beroepscommissie stelt voorop dat arbeid in een
penitentiaire inrichting niet hetzelfde karakter of dezelfde functie heeft als arbeid buiten de inrichting. In detentie wordt arbeid aangeboden om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te bieden. Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, is
niet gebleken dat klagers klachten aanleiding zouden moeten vormen voor de inrichtingsarts om klager arbeidsongeschikt te verklaren. De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de
inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. H.J.P. Kroeze, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 11 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven