nummer: 15/1657/GV
betreft: [klager] datum: 28 juli 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 28 mei 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om incidenteel verlof om de inschrijving van zijn onderneming bij de Kamer van Koophandel aan te passen. Daarvoor is het noodzakelijk dat klager aldaar in persoon verschijnt.
Zakelijk bezoek in de inrichting voldoet dus niet. Verder wenst klager een aantal aanpassingen in zijn onderneming door te voeren waarvoor zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Incidenteel verlof wordt niet uitsluitend gedurende weekenden verleend. De
Staatssecretaris had klagers verzoek ook als een verzoek om strafonderbreking kunnen beoordelen.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft geen andere documenten bij zijn mondelinge verzoek overgelegd dan een document van de Kamer van Koophandel. Klager heeft de mogelijkheid de directeur te verzoeken
om een zakenbezoek in de inrichting. De detentie van klager is aangevangen op 23 maart 2012. Uit het overgelegde document blijkt dat de inschrijving van zijn onderneming op 18 oktober 2013 is gerealiseerd. Een regimair verlof vanuit een b.b.i. kan
inderdaad ook op weekdagen gepland worden. Onlangs is een selectieadvies ontvangen voor een gestapeld detentietraject (zbbi/pp) voor klager.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 12 maanden te ondergaan, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst
mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 2 januari 2017.
Op grond van artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk
is.
Klager heeft om incidenteel verlof verzocht voor het regelen van enkele wijzigingen met betrekking tot zijn onderneming. Uit het advies van de inrichting blijkt dat het gaat om de volgende handelingen:
- wijzigingen bij de Kamer van Koophandel omtrent zijn onderneming (vennootschap onder firma);
- wijziging van een huurcontract;
- verlenging van de contracten van de kapsalon en de electronicazaak;
- contracteren van een nieuwe kapper.
De beroepscommissie is van oordeel dat klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat voor voornoemde handelingen zijn aanwezigheid noodzakelijk is en dat niet kan worden volstaan met een zakelijk bezoek in de inrichting dan wel dat hij iemand kan machtigen
om namens hem op te treden. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 28 juli 2015
secretaris voorzitter