Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1293/GA, 6 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:06-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1293/GA

betreft: [klager] datum: 6 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.C. de Lange, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 april 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juli 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman, mr. L.C. de Lange, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zuyder Bos. Klager, die afstand heeft
gedaan
van het recht om ter zitting te verschijnen, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde – betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel, wegens betrokkenheid bij een handgemeen met een medegedetineerde.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor zijn betrokkenheid bij het handgemeen, omdat hij is aangevallen. In het
verweerschrift noch het schriftelijk verslag wordt betwist dat de medegedetineerde de agressor is geweest. De medegedetineerde is een psychiatrisch patiënt en is kort na het incident overgeplaatst. De directeur weerspreekt niet dat klager de enige was
die met de medegedetineerde kon opschieten. Het incident was niet dusdanig ernstig dat klager weg had moeten lopen. Weglopen was ook niet mogelijk, omdat klager werd vastgepakt.
Voorts is de disciplinaire straf disproportioneel.
Het verslag dat ten grondslag ligt aan de disciplinaire straf is opgemaakt door werkmeester E. die niet heeft gezien hoe het incident begonnen is. Dit is door werkmeester E. aan klager bevestigd. Hij zou het verslag hebben opgemaakt op verzoek van
werkmeester K. die het incident wel heeft waargenomen, maar niet handig is met computers. De werkmeesters zouden een miscommunicatie hebben gehad over de inhoud van het rapport. Namens klager is verzocht informatie in te winnen bij betreffende
werkmeesters over het incident en het opmaken van het rapport.
De directeur heeft daarop als volgt – zakelijk weergegeven – gereageerd. Klager en de medegedetineerde zitten op de Extra Zorg Voorziening (EZV). Zij waren vanuit het niets met elkaar aan het vechten. Het zou kunnen dat klager is aangevallen en dat de
werkmeesters dit niet hebben gezien. In dat geval had klager kunnen weglopen. De aan klager opgelegde straf is niet disproportioneel. Het beleid is dat bij fysiek contact een disciplinaire straf van ten minste vijf dagen wordt opgelegd.
Werkmeester K. is niet meer werkzaam bij de locatie Zuyder Bos. Hij had jarenlange ervaring met computers.

3. De beoordeling
Namens klager is verzocht om informatie in te winnen bij werkmeester E. en werkmeester K.. Gelet op de hierna te geven beslissing is het belang voor klager aan het verzoek komen te ontvallen. De beroepscommissie wijst het verzoek af.

In artikel 51, vijfde lid, van de Pbw is bepaald dat geen straf kan worden opgelegd indien de gedetineerde voor het begaan van het feit als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw niet verantwoordelijk kan worden gesteld. In het verslag van 17
december 2014 is vermeld dat het handgemeen tussen klager en de medegedetineerde uit het niets is ontstaan. De beroepscommissie leidt hieruit af dat de werkmeesters het incident kennelijk niet hebben zien ontstaan. De directeur heeft de stelling van
klager dat hij is aangevallen niet weersproken maar heeft zich op het standpunt gesteld dat áls klager zou zijn aangevallen, hij had kunnen weglopen. Dit laatste was volgens klager echter niet mogelijk omdat hij door de medegedetineerde werd
vastgehouden. Uit het verslag blijkt dat het handgemeen bestond uit trekken en duwen.

De beroepscommissie acht aannemelijk geworden dat klager is aangevallen en ook dat hij vervolgens niet heeft kunnen weglopen. Gelet daarop heeft klager niet strafwaardig gehandeld. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De beroepscommissie
acht
termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager en stelt deze vast op € 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager een tegemoet-koming toe van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Waarden, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. G.M. Mohanlal, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 6 augustus 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven