Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4515/GV, 13 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:13-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4515/GV

betreft: [klager] datum: 13 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.G.C. Groenendaal, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 december 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft bij beslissing van 4 december 2014 beslist tot oplegging van aanvullende voorwaarden aan het algemeen verlof dat klager bij beslissing van 25 november 2014 is toegekend.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Eind november 2014 heeft de Staatssecretaris beslist dat aan klager van 5 december 2014 tot 8 december 2014 algemeen verlof zou worden verleend. Aan de vooravond van het verlof,
op 4 december 2014, werd klager plots medegedeeld dat aanvullende voorwaarden zouden worden gesteld. Pas nadat het verlof was ingegaan, namelijk op 5 december 2014, is de nieuwe beslissing met deze aanvullende voorwaarden aan klager uitgereikt. Klager
heeft met de aanvullende voorwaarden geen rekening gehouden en had, nu de beslissing zo laat aan hem is uitgereikt, ook geen rekening kunnen houden met deze aanvullende voorwaarden. Nu klager een locatieverbod heeft voor Amsterdam West, kan hij zijn
moeder niet bezoeken en kan hij zijn kleding, die bij zijn moeder ligt, niet ophalen. Voorts had klager afspraken gemaakt in de avonden die hij als gevolg van de aanvullende voorwaarden niet kan nakomen. De voorwaarden van het verlof zijn op een veel
te
laat moment gewijzigd en vormen bovendien een te grote inperking van zijn bewegingsvrijheid. De einddatum van klagers detentie nadert. Zijn resocialisatie is niet gediend met dergelijke strenge voorwaarden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Op 4 november 2014 heeft de Staatssecretaris negatief beslist ten aanzien van klagers verzoek om algemeen verlof. Naar aanleiding van een door klager
ingesteld beroep is op 25 november 2014 alsnog positief beslist. Bijna gelijktijdig met deze beslissing ontving de Staatssecretaris een negatief advies van het Openbaar Ministerie (in verband met de tweede verlofaanvraag van klager). Van de
zaaksofficier kwam het nadrukkelijke verzoek om, indien toch verlof zou worden verleend, een gebiedsverbod voor Amsterdam West op te leggen, aangezien het slachtoffer daar woont. Van de zijde van de regisseur van de ‘Top 600’ kwam vervolgens het
verzoek
om klager te controleren middels GPS, omdat klager zich in het verleden meerdere keren niet aan voorwaarden heeft gehouden. De bedoeling van de GPS was dat klager zou kunnen bewijzen dat hij zich wel aan voorwaarden kan houden. De Staatssecretaris
heeft
daarom in de beslissing van 4 december 2014 aanvullende voorwaarden gesteld. Klager zou het verlof doorbrengen bij zijn broer in Amsterdam. Uit de controle middels GPS is gebleken dat klager is aangetroffen bij zijn schoonzus. Uit het proces-verbaal
komt naar voren dat klager kennelijk een adres heeft opgegeven waar zijn broer niet woont. Hij is eerst naar het adres van zijn schoonzus gegaan en toen die niet thuis bleek is hij naar een adres in Lelystad gegaan. Klager heeft kennelijk zomaar een
verlofadres opgegeven zonder dat hij zich ervan had vergewist of hij er terecht kon. Pas in de nacht van zaterdag op zondag is klager aangetroffen op het adres van zijn schoonzus. Nu klager zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden, heeft de
directeur
van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere de politie verzocht om klager aan te houden en hem in te sluiten in de p.i. Almere.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Almere heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, op grond van klagers goede functioneren binnen de inrichting en zijn promotie naar het plusprogramma.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft op 8 oktober 2014 aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening.
De politie en de ‘Top 600-regisseur’ hebben niet negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres, maar hebben wel negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek, wegens het opzettelijk handelen in strijd met de artikelen 310, 317, eerste lid, en 282, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Tegen dit vonnis is hoger
beroep ingesteld. Aansluitend dient hij 42 dagen vervangende hechtenis op grond van de Wet Terwee te ondergaan. De fictieve einddatum van klagers detentie is thans gesteld op 27 maart 2015.

Bij beslissing van 25 november 2014 is klagers verzoek om algemeen verlof toegewezen. Bij beslissing van 4 december 2014 zijn aanvullende voorwaarden aan het verlof gesteld. Klager mag geen contact hebben dan wel opnemen met de slachtoffers, hij mag
zich niet begeven in Amsterdam West en Hoofddorp en hij dient tussen 23.00 uur en 07.00 uur op het verlofadres te verblijven. Voorts zal klager worden gecontroleerd middels GPS. Klager heeft beroep ingesteld, omdat hij het niet eens is met de
beslissing
tot het verbinden van (aanvullende) voorwaarden aan het verlof.

De beroepscommissie is van oordeel dat een beslissing zorgvuldig dient te worden voorbereid. Relevante adviezen dienen derhalve tijdig te worden opgevraagd. Wijziging van een genomen beslissing is mogelijk indien zich een incident heeft voorgedaan.
Daarvan is in dit geval geen sprake. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat het wijzigen van de beslissing door het stellen van (aanvullende) voorwaarden aan het verlof onbehoorlijk is. Te meer nu deze voorwaarden de dag/avond voor het verlof
zou plaatsvinden pas zijn gesteld. De beslissing tot het stellen van aanvullende voorwaarden aan het verlof dient dan ook als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. De beroepscommissie heeft hierbij de gang van zaken tijdens het verlof buiten
beschouwing gelaten. Gelet op het voorgaande zal het beroep gegrond worden verklaard en zal de bestreden beslissing, voor zover daarbij aanvullende voorwaarden zijn gesteld, worden vernietigd. De beroepscommissie ziet aanleiding voor toekenning van een
tegemoetkoming aan klager van € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing voor zover daarbij aanvullende voorwaarden aan het verlof zijn gesteld. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 13 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven