Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3440/GB, 9 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:09-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/3440/GB

Betreft: [klager] datum: 9 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A. Oosterveen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 september 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den Ijssel ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 23 juli 2014 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Zoetermeer. Op 18 augustus 2014 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den Ijssel, waar een regime van beperkte gemeenschap
geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft de status van zelfmelder met een opgelegde gevangenisstraf van 366 dagen. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) had hij geplaatst moeten worden in een beperkt beveiligde
inrichting (b.b.i.). In plaats daarvan is hij in eerste instantie geplaatst in het h.v.b. van de locatie Zoetermeer en vervolgens in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den Ijssel, een inrichting met een normaal beveiligingsniveau. In de bestreden
beslissing stelt de selectiefunctionaris slechts dat uit het selectieadvies van de locatie Zoetermeer van 7 augustus 2014 blijkt dat klager vanaf 7 oktober 2014 in aanmerking zou kunnen komen voor detentiefasering. Deze datum is echter onjuist. In de
locatie Zoetermeer stond een verkeerd strafrestant opgenomen, waardoor klagers einddatum ook verkeerd stond vermeld. Deze fout is inmiddels hersteld, maar deze fout is waarschijnlijk de oorzaak van het feit dat klager in een verkeerd regime is
geplaatst. Dit is niet terug te vinden in de bestreden beslissing.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De Regeling is aangepast waarbij de verplichting om zelfmelders bij een eerste plaatsing in een b.b.i. te plaatsen, is komen te vervallen. In eerste instantie stond klagers einddatum verkeerd in het systeem, maar deze fout is hersteld. Deze foutieve
datum heeft echter niets te maken met het feit dat klager is geselecteerd voor een inrichting met een normaal beveiligingsniveau. De Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting is gewijzigd met betrekking tot het verlenen van regimegebonden verloven.
De directeur van de inrichting dient gebruik te maken van het reclasseringsadvies. Indien dit advies niet aanwezig is, kan er geen verlof worden verleend. Uit dit advies moet blijken hoe hoog het risico op recidive is en hoe dit risico eventueel valt
te
verminderen. Deze regeling is echter alleen van toepassing op gedetineerden die verblijven in een b.b.i. dan wel in een zeer beperkt beveiligde inrichting en staat los van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Krimpen aan den Ijssel is een inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Op 10 september 2013 is de Regeling (Stcrt. Nr. 25079) gewijzigd waardoor de verplichting is vervallen om zelfmelders bij een eerste plaatsing in een b.b.i. te plaatsen. Vanaf 1 maart 2014 worden zelfmelders in het plusprogramma van een
inrichting met een normaal beveiligingsniveau geplaatst. De voorwaarden om in aanmerking te komen voor detentiefasering gelden ook voor zelfmelders (Stcrt. Nr. 4617).

4.3. Uit het selectieadvies van de locatie Zoetermeer van 7 augustus 2014 blijkt dat klager, die de status van zelfmelder heeft, zich op 23 juli 2014 heeft gemeld op een politiebureau te Rotterdam, waarna hij is geplaatst in het h.v.b. van de
locatie
Zoetermeer. Dit is derhalve na 1 maart 2014, waardoor klager moet worden geplaatst in een inrichting met een normaal beveiligingsniveau.

4.4. Bij Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris) van 21 maart 2011, nr. 5691524/11/DJI (Stcrt. 7 april 2011, nr. 6043) is de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting gewijzigd in verband met de
adviesrol
van de reclassering. Aan artikel 19 van die Regeling is een achtste lid toegevoegd. In de toelichting op deze wijziging heeft de Staatssecretaris onder meer het volgende overwogen. ‘Wanneer geen reclasseringsadvies voorhanden is, zal regimegebonden
verlof worden geweigerd. Het achtste lid van artikel 19 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting schrijft voor dat het reclasseringsadvies een noodzakelijke voorwaarde voor regimegebonden verlof is. Het zesde lid van artikel 19 van
voornoemde Regeling maakt de weigering van het verlof mogelijk wanneer het advies ontbreekt.’ De selectiefunctionaris stelt in de bestreden beslissing dat klager nog niet in aanmerking komt voor detentiefasering nu het reclasseringsadvies ontbreekt,
waardoor er geen juiste inschatting kan worden gemaakt ten aanzien van klagers recidiverisico en het nakomen van de voorwaarden. Uit de overgelegde stukken blijkt echter niet waarom het reclasseringsadvies ontbreekt. De beroepscommissie heeft in een
uitspraak van 4 juli 2012 met kenmerk 12/1159/GB geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat er nog geen (nieuw) advies van de reclassering is opgesteld, niet aan klager kan worden tegengeworpen. Hierdoor is de beroepscommissie van oordeel dat de
beslissing van de selectiefunctionaris onvoldoende feitelijk is onderbouwd en dan ook als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak
binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 9 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven