Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1306/GB, 7 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:07-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/1306/GB

Betreft: [klager] datum: 7 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.P. Eckert, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 april 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 8 december 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen. Op 27 mei 2015 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Esserheem te Veenhuizen, waar een regime van beperkte
gemeenschap
geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het is juist dat klager zich eerder heeft onttrokken aan detentie, maar in de tussenliggende periode heeft hij gewerkt en is hij niet gerecidiveerd. Op verzoek van het Openbaar Ministerie (OM)
is
de resocialisatie van klager met zes maanden uitgesteld, nu zijn voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) zes maanden is opgeschoven. Daarmee is zijn gedrag al voldoende bestraft, zodat de eerdere onttrekking niet zonder nadere motivering opnieuw een
grond kan vormen voor de afwijzing van fasering. Resocialisatie is van groot belang. Als grondslag van de beoordeling moet klagers gedrag tijdens de huidige detentie gelden. Hij heeft zich zelf gemeld, gedraagt zich voorbeeldig en is betrouwbaar.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Nu klagers einddatum door de tenuitvoerlegging van zes maanden v.i. is verschoven heeft er een herberekening van detentiefasering en verlofverlening plaatsgevonden. Op grond daarvan komt klager in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. Het is onjuist
dat het huidige gedrag in detentie als grondslag moet gelden voor een selectiebeslissing. Bij de beslissing speelt alle informatie betreffende klager een rol. Klager heeft zich na een positieve score op het gebruik van harddrugs gedurende 19 maanden
onttrokken aan detentie en daarmee aangetoond zich niet aan afspraken met betrekking tot vrijheden vanuit detentie te kunnen houden, hetgeen een forse contra-indicatie voor plaatsing in een b.b.i. vormt. Overigens heeft klager zich eerder onttrokken.
De
weigeringsgronden van artikel 4, onder a en d, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting zijn van toepassing voor het niet verlenen van regimaire verloven.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico
vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Klager heeft zich na de beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma van 22 mei 2013 tot 1 januari 2015 onttrokken aan zijn huidige detentie, hetgeen een forse contra-indicatie vormt voor plaatsing in een inrichting met
regimaire
verloven. Bovendien is het advies van het OM negatief omdat de kans op onttrekking te groot wordt geacht en gelet op de ernst van de strafbare feiten waarvoor klager veroordeeld is. Het Multi Disciplinair Overleg bij de locatie Norgerhaven adviseert
ook
negatief omdat klager gezien zijn lange onttrekking eerst moet laten zien dat hij met vrijheden kan omgaan. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat niet is gebleken dat klager ondanks zijn goede gedrag een beperkt vlucht- en
maatschappelijk risico vormt. Dientengevolge heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid kunnen beslissen klagers verzoek af te wijzen. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle
in
aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk,
voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
E.M. Breugem, secretaris, op 7 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven