Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3835/SGA, 21 oktober 2014, schorsing
Uitspraakdatum:21-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/3835/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 21 oktober 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 14 oktober 2014, inhoudende dat verzoeker tijdens het bezoek van
zijn raadsvrouw (zijnde een zogenaamde geprivilegieerde bezoeker) op 20 oktober 2014 geboeid dient te zijn.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 16 oktober 2014. De secretaris van de beklagcommissie heeft nog niet gereageerd op het verzoek van de voorzitter om inlichtingen. Verzoekers raadsvrouw, mr.
J. Serrarens, is in de gelegenheid gesteld om het verzoek schriftelijk nader toe te lichten. De raadsvrouw heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

De directeur mag aan het contact tussen de gedetineerde en de geprivilegieerde bezoeker beperkingen verbinden indien de directeur, na overleg met die bezoeker, van mening is dat van de gedetineerde een ernstig gevaar uitgaat voor de veiligheid van de
bezoeker.

De voorzitter is ambtshalve bekend met de omstandigheid dat en de redenen waarom verzoeker in een boeienregime verblijft.

Uit de inlichtingen van de directeur komt het volgende naar voren. Indien verzoeker bezoek van zijn raadsvrouw zou moeten ontvangen achter glas, zou dat inhouden dat verzoeker de verblijfsafdeling moet verlaten. Het hiervoor genoemde boeienregime
bemoeilijkt verplaatsingen van verzoeker van en naar de verblijfsafdeling en heeft gevolgen voor de veiligheid van personeel en gedetineerden op die afdeling omdat op die momenten het gehele programma stilgelegd dient te worden. Naar het voorlopig
oordeel van de voorzitter kon de directeur – gelet op het belang van de veiligheid voor de bezoeker en gelet op het belang van de orde en veiligheid in de inrichting – in redelijkheid de bestreden beslissing nemen. Het verzoek zal daarom worden
afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 oktober 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven