Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4299/GA, 14 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:14-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4299/GA

betreft: [klager] datum: 14 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.W. Bouwman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 november 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Amsterdam Over-Amstel in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouwen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet afdoende helpen van klager door de Maatschappelijke Medische Dienst (MMD) met het aanvragen van inkomen en het wijzigen van een adres.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De medewerkers van de MMD hebben de jegens klager geldende zorgplicht geschonden. Voor klager is geen kenbare afspraak gemaakt bij de Dienst Werk en
Inkomen (DWI). Na detentie moest hij alles zelf regelen. Door de medewerkers van MMD is klager niet gewezen op de mogelijkheid digitaal een uitkering aan te vragen. Voor wat betreft de adreswijziging, mag van de medewerkers van MMD worden verwacht dat
zij de mogelijkheden van inschrijven met de gedetineerde bespreken en hem hierin adviseren.

De directeur heeft hierop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts voert de directeur aan dat de inrichting niet kan worden verweten dat klager naar een ander kantoor van de DWI is gegaan. Bovendien heeft klager op dat moment nagelaten
contact op te nemen met de p.i. voor nadere informatie.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat het beroep is gericht tegen het niet afdoende helpen met het aanvragen van inkomen en het wijzigen van een adres. Bij beroepschrift van 4 maart 2015 is nader beroep ingesteld tegen andere onderdelen van het beklag.
Nu deze gronden zijn aangevoerd buiten de daarvoor gegeven termijn van zeven dagen als vermeld in art. 69, eerste lid van de Pbw, gaat de beroepscommissie aan deze gronden voorbij.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 14 april 2015

secretaris voorzitter

Naar boven