Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1602/TA, 5 november 2002, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1602/TA

betreft: [klager] datum: 5 november 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 1 augustus 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 22 juli 2002 van de beklagcommissie bij het Forensich Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager is op 18 september 2002 in de inrichting gehoord door de voorzitter van de beroepscommissie. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
Ter zitting van de beroepscommissie van 26 september 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, is gehoord de heer [...], waarnemend afdelingshoofd van de ICU-A van de inrichting. Hiervan is het eveneensaangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing d.d. 10 juli 2002 van het afdelingshoofd van de ICU-A van de inrichting tot verlenging van de insluiting van klager in een speciale voor separatie bestemde verblijfsruimte, ingaande 10 juli 2002 eneindigend uiterlijk op 6 augustus 2002.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij heeft zijn beroepschrift op 30 juli 2002 ’s ochtends geschreven en het dezelfde dag in een gefrankeerde envelop aan het personeel afgegeven.
Het hoofd van de inrichting en de beklagcommissie hebben ten onrechte aangenomen dat klager een vluchtpoging had beraamd. Het omstreden briefje heeft hij niet stiekem naar een medepatiënt toegeschoven. Hij gaf het op een normalemanier en de sociotherapeut vroeg of die het ook mocht lezen. Toen deze de inhoud had gelezen zijn klager en die medepatiënt naar hun kamers gestuurd. Dit was om ongeveer 12.00 uur. Om 14.00 uur viel het separatiebesluit, met alsmotivering de stiekeme manier en de grote twijfels over de betekenis van het briefje.
De volgende dag heeft het afdelingshoofd hem naar de betekenis gevraagd. Hij bedoelde met het briefje aan de medepatiënt mee te delen dat hij een paar dagen nodig had om de naam te achterhalen van een advocaat die succes heeft gehadbij het verkrijgen van een schadevergoeding voor een andere medepatiënt.
Klager heeft ongeveer een week eerder aan die medepatiënt – die geselecteerd was voor de long stay – gevraagd of hij nog wel weg wilde. Hij bedoelde daarmee: via een gewone afdeling, en niet: ontvluchten.
De vuistslag aan de Biad is een stomme fout geweest. Op het moment van de verlenging van klagers verblijf in de separeerruimte werd hij al enige tijd niet meer geboeid gelucht en werd voor agressie van zijn kant dus kennelijk nietmeer gevreesd.
Klager heeft - binnen het tijdvak van de huidige verlengingsbeslissing - van 10 juli tot 19 juli ten onrechte in de separeer gezeten. Daarvoor was geen ministeriële machtiging aanwezig, daar de inrichting was gemachtigd hem af tezonderen, maar niet om hem te separeren. Van 13 juni tot 17 juni heeft hij niet de mogelijkheid gekregen te luchten, te douchen en zijn tanden te poetsen, zogenaamd met het oog op de veiligheid in de inrichting.
Van 19 juli tot 22 juli verbleef hij in zijn kamer op de afdeling, omdat de tenuitvoerlegging van de verlengingsbeslissing geschorst was.
Sedert 22 juli is hij wederom gesepareerd, zonder daarover te zijn gehoord. Ook heeft hij daarvan geen schriftelijke mededeling gekregen.
Inmiddels, zo heeft hij op 18 september aan de voorzitter meegedeeld, verblijft hij overdag in zijn kamer op de afdeling en heeft hij twee keer per dag tijdens luchtmomenten een half uur contact met het personeel. Hij wordt aan heteind van de dag weer gesepareerd. Klager bestrijdt dat zijn medepatiënten bang voor hem zijn.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft gedurende het verlengingstijdvak in de door hem genoemde periodes daadwerkelijk verbleven in een separeercel buiten de afdeling. Ten gevolge van de schorsingsuitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie heeft hijenige dagen in afzondering op zijn kamer verbleven. Bij beslissing van de beklagcommissie van 22 juli 2002 is het beklag tegen de onderhavige verlengingsbeslissing ongegrond verklaard. Daarom is klager met ingang van 22 juli 2002weer in de separeerruimte behandeld.
De aanleiding voor de verlengingsbeslissing was dat het vermoeden nog steeds aanwezig was dat klager wilde ontvluchten. De medepatiënt hield en houdt nog steeds nadrukkelijk vol dat klager wilde ontvluchten. Klager is rancuneus tenopzichte van deze medepatiënt en heeft hem indirect bedreigd. Klager vindt dat het diens schuld is dat hij gesepareerd is. Voor de medepatiënt moest in verband met diens veiligheid een plaats op een andere afdeling worden gevonden.De beslissing is voorts gebaseerd op klagers gedrag tijdens de eerste periode van zijn verblijf in de separeerruimte. Klagers gedrag is ervaren als niet of moeilijk in te schatten. Hij heeft tijdens dit separatietijdvak zonderaanleiding met de vuist een Biad vol in het gezicht geslagen, met zeer ernstige gevolgen.
Toen het eerste separatietijdvak afliep was de situatie nog niet zodanig genormaliseerd dat klager permanent naar de afdeling kon terugkeren. De medepatiënten op de afdeling zijn bang voor hem. Hij zet mensen onder druk. Vanintimiderend gedrag is gebleken toen klager tijdens de schorsing van de tenuitvoerlegging separatie op zijn kamer verbleef. Inmiddels zijn er wel vorderingen, in die zin dat klager thans alleen ’s nachts nog gesepareerd is.
In de inrichting werd de term afzondering gebruikt voor verblijf in een separeercel buiten de afdeling. De term kamerplaatsing werd gebruikt in plaats van de term afzondering.Voortaan zal de inrichting de terminologie van de Bvtaanhouden, om verdere verwarring te voorkomen.

3. De beoordeling
Klager heeft in zijn beroepschrift aangegeven dat de uitspraak van de beklagcommissie op 24 juli aan hem is uitgereikt. Het beroepschrift is gedateerd 30 juli 2002. Klager heeft onweersproken gesteld dat hij de gefrankeerde envelopdiezelfde dag aan het personeel heeft afgegeven. Onder deze omstandigheden dient het beroepschrift, ook al is de envelop niet door de inrichting van een dagtekening voorzien, te worden beschouwd als op 30 juli 2002 - dus tijdig -door tussenkomst van het hoofd van de inrichting ingediend.

Klager heeft in beroep tevens grieven aangevoerd tegen zijn regime van 13 juni 2002 tot 17 juni 2002 (niet mogen luchten, geen persoonlijke verzorging mogelijk). Aan de beroepscommissie is niet gebleken dat klager over dit onderwerpeerst beklag heeft gedaan. Deze grieven kunnen daarom niet in behandeling worden genomen.

De beroepscommissie merkt op dat de onderhavige beperking van de bewegingsvrijheid gelet op de locatie waar deze werd tenuitvoergelegd en gezien de begripsomschrijving in artikel 1 aanhef en onder aa. Bvt moet worden aangeduid metde term separatie.

Voor de beoordeling van de voorliggende verlengingsbeslissing dient de voorgeschiedenis van de separatie, waaronder de aanleiding, de reden en het te beschermen belang in aanmerking te worden genomen. Aan de beroepscommissie isdaaromtrent het volgende gebleken.
Klager is, blijkens de schriftelijke mededeling d.d. 11 juni 2002 van het hoofd van de inrichting aan klager, op 11 juni 2002 om 13.00 uur „ter afzondering ingesloten in de separeer vanwege de orde en veiligheid van de inrichting“in verband met mogelijk vluchtgevaar. De aanleiding voor deze beslissing vormde het aanbieden - volgens de inrichting op stiekeme wijze - door klager aan een medeverpleegde van een door het personeel ingenomen briefje met de inhoud:„Geef me een paar weken om wat dingen te regelen.“ De inrichting heeft aangevoerd van de desbetreffende medeverpleegde de informatie te hebben verkregen dat het briefje betrekking heeft op een ontvluchtingsvoornemen. Volgens deinrichting was voorts in een eerdere fase ook al sprake van een overhandigen tussen deze beide verpleegden van een briefje betreffende ontvluchtingsplannen.
Ook dient het verloop van klagers verblijf in de separeercel in aanmerking te worden genomen. Gesteld is dat klager op 13 juni 2002 onverwacht een Biad met de vuist in het gezicht heeft geslagen. Klager heeft dit gedrag erkend. Hijheeft (blijkens de wettelijke aantekeningen over deze periode) enige dagen „op klepbediening“ gezeten en is enige tijd geboeid gelucht. Zijn gedrag nadien is door zijn verzorgers als coöperatief maar tegelijkertijd als zeer moeilijktot niet voorspelbaar beschouwd.
Het verblijf van klager in de separeerruimte heeft krachtens voormelde beslissing geduurd tot 9 juli te 13.00 uur.
Tegen deze beslissing is geen beklag ingediend; de beroepscommissie oordeelt hierover dus ook niet.

Klager heeft in het kader van de behandeling van zijn huidige beklag en beroep tegen de onderhavige verlenging van voormeld verblijf in separatie ontkend ontvluchtingsplannen te hebben (gehad). Hij heeft erkend een personeelslid tehebben geslagen en is zich er van bewust dat het slaan van een personeelslid aanleiding kan zijn hem te separeren. Voor verlenging van de separatie bestond zijns inziens echter op 10 juli 2002 geen reden meer, omdat hij nietvluchtgevaarlijk was en niet agressief meer was, terwijl de verlengingsbeslissing zijns inziens ook om formele redenen moet worden vernietigd, daar er geen machtiging voor de verlenging van zijn separatie, maar (slechts) voorverpleging in afzondering aanwezig was.

Het hoofd van de inrichting heeft, zo blijkt uit het machtigingsverzoek d.d. 8 juli 2002 aan de Minister van Justitie, gelet op het potentiële ontvluchtingsgevaar en klagers gedrag tijdens de voorafgaande separatie - in hetbijzonder genoemd agressieve voorval - beoogd klagers behandeling gedurende een aansluitend tijdvak in een separeerruimte voort te zetten. Hij heeft machtiging gevraagd klager verder in „afzondering“ te mogen behandelen. Daaropheeft de Minister machtiging verleend klager tot uiterlijk 6 augustus verder in afzondering te laten verblijven.
Klager is op 10 juli 2002 door het dienstdoende afdelingshoofd gehoord, waarbij de laatste mondeling meedeelde dat klagers „kamerplaatsing“ werd verlengd. Het afdelingshoofd heeft dit op 10 juli 2002 ook schriftelijk meegedeeld aanklager, waarbij tevens is aangegeven dat door het Ministerie machtiging was verleend klager tot uiterlijk 6 augustus verder „in afzondering“ te laten verblijven.

Het wettelijk kader voor de procedure inzake verlenging van separatie is als volgt.
Ingevolge artikel 34, vierde lid, in verbinding met artikel 7, vierde lid onder b., Bvt is de bevoegdheid tot verlenging van de separatie voorbehouden aan het hoofd van de inrichting. Deze bevoegdheid kan eerst worden uitgeoefendnadat het hoofd door de Minister van Justitie is gemachtigd tot verlenging van de separatie.
Gelet op artikel 53, eerste lid onder b, Bvt, in verbinding met artikel 7, vijfde lid onder c, Bvt dient het hoofd zelf de verpleegde te horen vóórdat hij beslist tot verlenging van de separatie.
Gezien artikel 54, eerste lid onder a, Bvt in verbinding met artikel 53 eerste lid onder b., Bvt en artikel 7, vijfde lid onder c., Bvt dient het hoofd zelf de verpleegde schriftelijk, begrijpelijk en met redenen omkleed mededelingvan zijn separatiebeslissing te doen.

De beroepscommissie kan in het onderhavige geval niet vaststellen dat de beslissing tot verlenging van de separatie door het hoofd van de inrichting is genomen, terwijl een correcte machtiging voor die verlenging ontbrak, terwijlklager door een daartoe niet bevoegde functionaris is gehoord en de schriftelijke mededeling door een daartoe niet bevoegde functionaris is ondertekend, terwijl de schriftelijke mededeling niet begrijpelijk is omdat niet duidelijkis om welke vorm van beperking van de bewegingsvrijheid het gaat, en tenslotte daarin ook de wettelijke grond en de redenen voor de verlenging niet zijn vermeld.

Een en ander brengt mee dat het beroep op verscheidene formele gronden, wegens schending van de voormelde wetsbepalingen, gegrond dient te worden verklaard.

Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, dient klager een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze, gelet op de hieronder volgende inhoudelijke overwegingen, vaststellen op €15,=.

Voldoende aannemelijk is geworden dat naar het oordeel van het hoofd van de inrichting verlenging van klagers separatie in het belang van de orde en veiligheid noodzakelijk was, gelet op de voormelde voorgeschiedenis en de bijklagers afdelingsgenoten en het personeel bestaande gevoelens over het gedrag van klager. Zij acht de beslissing tot verlenging van de separatie, ware deze op formeel juiste wijze voorbereid en genomen, inhoudelijk niet in strijdmet de wet en ook niet onredelijk of onbillijk. Ten aanzien van het bestreden vluchtgevaar overweegt zij dat het hoofd van de inrichting de inhoud van het bewuste briefje serieus heeft mogen nemen. Hetgeen klager heeft aangevoerdmaakt dit niet anders.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep op formele gronden gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een ten laste van de inrichting komende tegemoetkoming toekomt van € 15,=.
Zij verklaart het beroep materieel ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr.drs. T.A.M. Louwe en mr. C.L. van den Puttelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 5 november 2002.

secretaris voorzitter

nummer: 02/1602/TA

betreft :[...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 26 september 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam teAmsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg;
leden: mr.drs. T.A.M. Louwe en mr. C.L. van den Puttelaar.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. C.F.Swart-Babbé.

Gehoord is de heer [...], waarnemend afdelingshoofd van de ICU-A van het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug, verschenen namens het hoofd van deze tbs-inrichting.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Op een aantal kleine verschillen na klopt klagers lezing ten opzichte van onze feiten, zoals die in de rapportages zijn vermeld. Klager heeft verbleven in een separeercel buiten de afdeling. Erkend moet worden dat het beter is danvan separatie te spreken en niet van afzondering. De verwarring komt voort uit een organisatorisch probleem. Bij insluiting in een separeerruimte buiten de afdeling werd in de inrichting de term „afzondering“ gehanteerd, terwijl inonze praktijk de term „kamerplaatsing“ was gereserveerd voor de insluiting in de eigen kamer, die door de Bvt als afzondering wordt aangeduid. Voortaan zal de juiste wettelijke benaming worden gebezigd.
De aanleiding voor de separatie was het vermoeden dat klager voornemens was te ontvluchten. Dit vermoeden bestaat ook thans nog. De medepatiënt houdt nadrukkelijk vol dat klager dit voornemen had. De medepatient is inmiddels voorzijn veiligheid naar een andere afdeling overgeplaatst, omdat klager rancuneus is tegenover hem. Klager vindt dat het diens schuld is dat hij gesepareerd is. Op klagers kamer is onlangs nog een briefje gevonden met de gegevens vande moeder van de medeverpleegde.
Gebleken is tijdens klagers verblijf op de afdeling dat medepatiënten bang voor klager zijn. Hij zet mensen onder druk. Er is echter inmiddels wel vordering. Klager is nu overdag wel uit de separatie en op zijn kamer. Voor de nachtwordt hij naar de separeerruimte gebracht.

secretaris voorzitter

Naar boven