Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4750/GA, 21 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:21-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4750/GA

betreft: [klager] datum: 21 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.M.S. Bal, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 november 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 april 2015, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. C. Dirkzwager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Lelystad.

Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel wegens poging tot invoer van contrabande;
b. de afwijzing van een verzoek tot incidenteel verlof in verband met het overlijden van klagers broer.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. Klagers bezoeker had een kop koffie en heeft daar suiker in gedaan. Klager heeft niet van de koffie gedronken. Er is niets aangetroffen. Verder is er geen onderzoek verricht.
b. De aangevoerde argumenten kunnen de beslissing tot afwijzing van het verzoek tot incidenteel verlof niet dragen. De poging tot invoer van contrabande wordt betwist. Het verbaal agressieve gedrag in de inrichting is een onvoldoende onderbouwing van
het vermoeden dat het verlof niet goed zal verlopen. Dat klager zich in het verleden niet altijd heeft gehouden aan bijzondere voorwaarden, brengt niet mee dat hij vluchtgevaarlijk is. Bovendien heeft klager ditmaal geen bijzondere voorwaarden
overtreden, maar een algemene voorwaarde. Het zwaarwegende belang van klager om afscheid te nemen van zijn overleden broer is wel voldoende toegelicht, zowel in het klaagschrift als ter zitting van de beklagcommissie.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. Door de medewerker is geconstateerd dat klagers bezoeker een kop koffie aan klager heeft gegeven en dat er iets in de koffie werd gedaan. De medewerker is naar klager gelopen, waarop hij snel een paar slokken koffie heeft genomen. In de koffie is
niets aangetroffen.
b. Klagers verzoek is afgewezen omdat geen vertrouwen bestaat in een goed verloop van het verlof. Klagers gedrag is daarvoor de aanleiding. Hij wordt er van verdacht contrabande te hebben ingevoerd. Voorts heeft hij ongewenst gedrag laten zien op zijn
leefafdeling, zich in het verleden niet gehouden aan voorwaarden van de reclassering en personeel uitgescholden. Door zijn gedrag heeft klager laten zien dat hij niet betrouwbaar is in het nakomen van afspraken en de angst bestaat dat hij niet zou
terugkeren van verlof. Op basis van klagers gedrag is besloten hem ook niet op begeleid verlof te sturen.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep ten aanzien van onderdeel a. is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen
van
gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van een
broer.

Door de directeur is klagers verzoek afgewezen omdat geen vertrouwen bestond in een
goede afloop van het verlof. De directeur heeft zich niet uitgesproken over het belang van klager om afscheid te nemen van zijn overleden broer noch over eventuele bezwaren tegen het verlaten van de inrichting onder begeleiding van DV&O. De
beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de directeur niet op goede gronden rust. Zij zal derhalve het beroep gegrond verklaren. Nu gegrondverklaring niet tot een situatie zou kunnen leiden dat klager alsnog in de gelegenheid wordt gesteld
om afscheid van zijn overleden broer te nemen, kent de beroepscommissie klager ter zake een tegemoetkoming toe van € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. G.M. Mohanlal, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 21 mei 2015

secretaris voorzitter

Naar boven