Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0817/GA, 30 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:30-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/817/GA

betreft: [klager] datum: 30 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.G.H. van de Kamp, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 maart 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Zuid van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsvrouw mr. S.G.H van de Kamp en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 8 juni 2015, gehouden in de p.i. Lelystad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens blowen en het aantreffen van contrabande (hasj en een tak van een plant van de afdeling)
in de verblijfsruimte;
b. terugplaatsing naar het basisprogramma (degradatie).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – schriftelijk toegelicht:
Klager betwist te hebben toegegeven dat hij in de inrichting heeft geblowd. Hij werd overrompeld door het Interne Bijstandsteam (IBT) en toen is - kennelijk in de ontstane verwarring – ten onrechte opgetekend dat hij het blowen zou hebben toegeven. De
aangetroffen hasj was niet van hem. Op zijn afdeling is het gemakkelijk om voorwerpen in de cel van een ander te plaatsen. Op klagers verblijfsafdeling staan de deuren de hele dag open. In zijn asbak lag toen een shagje dat de vorm had van een joint.
Het was gewone shag. Klager heeft in de inrichting nog nooit een positieve uitslag van een urinecontrole gehad. Dat blijkt ook wel uit het feit dat klager een vertrouwensbaantje, hij was reiniger, had en in het plusprogramma verbleef.
Klager is verder van mening dat hij te zwaar wordt gestraft doordat hij naast de disciplinaire straf ook wordt gedegradeerd en zijn baantje is kwijtgeraakt. Overigens is het eenmalig terugvallen op softdrugs hooguit te bestempelen als zogenaamd
“Oranje”
gedrag en had klager moeten worden gewaarschuwd in plaats van direct te worden gedegradeerd. ,

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
De directeur kan zich geheel verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie. Uit het verslag van 12 november 2015 komt duidelijk naar voren dat klager heeft toegegeven dat de op zijn cel aangetroffen contrabande van hem was en dat klager blowend is
aangetroffen in die cel. Klager heeft laten zien niet kunnen omgaan met de hem verleende vrijheden en daarmee rood gedrag vertoond. De beslissing om hem te degraderen is op goede gronden genomen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
Uit het verslag van 12 november 2014 komt naar voren dat in klagers verblijfsruimte een medische handschoen met daarin een kleine hoeveelheid op drugs gelijkende stof is aangetroffen en dat klager heeft verklaard dat het van hem was en hij het bij
binnenkomst in de inrichting al bij zich had. In dat verslag staat niet dat klager tijdens de celinspectie aan het blowen was terwijl een nadere bepaling van de aangetroffen stof ontbreekt. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat er (feitelijk) geen
gronden waren voor het opleggen van een disciplinaire straf. Voor zover de directeur de strafoplegging zou hebben gebaseerd op hem gegeven mondelinge informatie, geldt dat alle bevindingen van medewerking, die vervolgens tot een strafoplegging leiden,
zo feitelijk mogelijk moeten worden opgenomen in het verslag, omdat dit verslag de grondslag biedt voor de strafoplegging en die bevindingen daarom kenbaar moeten zijn aan de gedetineerde voorafgaand aan de strafoplegging en aan de beklag- en
beroepscommissie bij de behandeling van een tegen die strafoplegging ingediende klacht. Het beroep van klager is daarom gegrond en de uitspraak van de beklagcommissie zal ten aanzien van dit onderdeel worden vernietigd en de klacht zal alsnog gegrond
worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 30,=.

Ten aanzien van onderdeel b:
Klager is naar aanleiding van het gedrag dat aanleiding gaf tot oplegging van de hier onder a aan de orde zijnde disciplinaire straf teruggeplaatst naar het basisprogramma (gedegradeerd). Nu het beklag tegen die strafoplegging gegrond zal worden
verklaard, is op zich, nu dezelfde feiten ten grondslag liggen aan de degradatiebeslissing, ook de grondslag voor die degradatiebeslissing komen te vervallen en moet dit onderdeel van het beklag alleen al om die reden gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie voegt daar nog aan toe dat de mededeling van de beslissing daarnaast ook niet voldoet aan eerder door beroepscommissie gestelde eisen. Zo heeft de directeur bij zijn beslissing geen keuze gemaakt tussen ‘rood’ en ‘oranje’ gedrag,
terwijl daarnaast uit die mededeling onvoldoende blijkt dat klager zich niet voldoende zou hebben ingespannen voor zijn re-integratie in de samenleving. Ook om die reden zou het beklag gegrond moeten worden verklaard.
De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom ook ten aanzien van dit onderdeel van het beklag niet in stand blijven. Onderdeel b van het beklag zal eveneens gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie acht ook ten aanzien van dit onderdeel van het beklag termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 35,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd.
Zij bepaalt dat aan klager twee tegemoetkomingen toekomen van in het totaal € 65,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Plaisier MSc, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 30 juni 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven