Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1266/TB, 27 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:27-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1266/TB

betreft: [klager] 27 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.M. Kurvers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 24 april 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. S.M. Kurvers, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het
ministerie van Veiligheid en Justitie.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: FPC Van Mesdag).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 15 juni 2010 geplaatst in FPC Veldzicht. Bij brief van 25 september 2014 heeft Veldzicht de
Staatssecretaris verzocht om overplaatsing van klager. De Staatssecretaris heeft op 24 april 2015 beslist klager over te plaatsen naar FPC Van Mesdag. Deze overplaatsing is op 29 april 2015 gerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het beroepschrift van 22 april 2015 en de aanvulling daarop van 30 april 2015 dienen tezamen als het beroepschrift te worden aangemerkt. Klager kan daarom in het beroep worden ontvangen. Veldzicht
krijgt
een andere bestemming voor vreemdelingen, maar er is daarnaast nog steeds plaats voor ‘personen uit de overige forensische zorg’ zoals klager. De abrupte overplaatsing heeft nadelige gevolgen voor klagers behandeling. De in Veldzicht gestarte
behandelmodule delictscenarioprocedure is na plaatsing in FPC Van Mesdag niet voortgezet, daar klager op een wachtlijst is geplaatst. Er is geen vooruitzicht op herstart van zijn behandeling die tot op heden niet is gestart. Ook is klagers verlof nog
niet opgestart. Verder is er geen rekening gehouden met klagers netwerk (familie in Zuid-Limburg), terwijl er geen contra-indicatie voor regioplaatsing is. Uit de bestreden beslissing blijkt niet dat met de criteria voor overplaatsing rekening is
gehouden.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Klager is niet-ontvankelijk in het beroep omdat hij vóór de schriftelijke beslissing als gevolg van het horen over de voorgenomen overplaatsingsbeslissing, derhalve te vroeg, beroep heeft ingediend. Als klager in het beroep wordt ontvangen, geldt dat
de
overplaatsingsbeslissing gerechtvaardigd is. Het aantal reguliere tbs-plaatsen in Veldzicht wordt in verband met de bestemmingswijziging volledig afgebouwd, waardoor klager niet langer onder de doelgroep van Veldzicht valt. De door de raadsvrouw van
klager genoemde categorie ‘personen uit de overige forensische zorg’ ziet niet op personen met tbs met verpleging van overheidswege (tbs-dwangplaatsen).
De overplaatsing is zorgvuldig voorbereid en uitgevoerd. Klager was geselecteerd voor de Pompestichting, maar kan daar niet geplaatst worden omdat klager volgens Veldzicht - hoewel klager niet testbaar is - baat heeft bij een behandeling voor patiënten
met een verstandelijke beperking die in een aantal klinieken kan worden gegeven. Klager kon alleen terecht in FPC Van Mesdag dat plek had. De Kijvelanden had geen plek en er is een contra-indicatie voor plaatsing in de andere klinieken met expertise op
gebied van verstandelijke beperking. Wat betreft De Rooyse Wissel heeft klager aangegeven zich daar niet veilig te voelen vanwege bedreigingen door daar verblijvende ex-patiënten uit Veldzicht. In De Woenselse Poort verblijft de zoon van klagers
ex-vriendin. In Hoeve Boschoord is klagers ex-vriendin geplaatst. Plaatsing in de regio is contra-geïndiceerd omdat klagers indexdelict in Maastricht heeft plaatsgevonden.
Al vóór overplaatsing is aan FPC Van Mesdag een machtiging voor begeleid verlof afgegeven opdat klagers behandeling zonder al te lange onderbreking voortgezet kan worden. In Veldzicht was sprake van een moeizaam verloop van klagers behandeling. De
overplaatsing biedt de mogelijkheid van een nieuwe start. Volgens in verband met de zitting opgevraagde informatie van FPC Van Mesdag is klager aangemeld voor de delictscenarioprocedure. Er was voldoende tijd voor klager om die procedure in Veldzicht
af
te ronden, maar daar is hij niet in geslaagd. Verder krijgt klager fysiotherapie in verband met zijn lichamelijke klachten en ziet klager in dat hij meer moet bewegen. Klager is goed in contact met zijn medepatiënten, hij is positief aanwezig op de
afdeling. Vanwege zijn lichamelijke klachten heeft klager nog geen dagbesteding en vermoedelijk ook nog geen begeleid verlof. Wel heeft FPC Van Mesdag het streven het begeleid verlof binnenkort weer op te starten.

4. De beoordeling.
Klager kan in zijn op 23 april 2015 ingediende beroep worden ontvangen, nu hij op 21 april 2015 in Veldzicht mondeling heeft vernomen dat hij op 29 april 2015 zal worden overgeplaatst en de overplaatsing op laatstgenoemde datum daadwerkelijk is
gerealiseerd. De omstandigheid dat klager op verzoek van de Staatssecretaris op 24 april 2014 is gehoord met het oog op het formaliseren van de overplaatsingsbeslissing op die datum kan daaraan niet afdoen.

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

De Staatssecretaris heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen op verzoek van Veldzicht in verband met de bestemmingswijziging van die inrichting met ingang van 1 januari 2016. Het besluit tot wijziging van de bestemming van Veldzicht is
door de Staatssecretaris genomen en maakt onderdeel uit van het Rijksbeleid om de tbs-capaciteit in overeenstemming te brengen met de behoefte aan tbs-plaatsen. Dit besluit heeft een algemene strekking en kan daarom op zichzelf niet door de
beroepscommissie worden beoordeeld.
Klagers stelling dat hij ook na de bestemmingswijziging onder de doelgroep van Veldzicht blijft vallen is onjuist. Zoals namens de Staatssecretaris in het verweerschrift is aangevoerd en ter zitting is toegelicht valt klager niet langer onder de
doelgroep van Veldzicht.

In het Beleidskader Plaatsing TBS dwang 2014, versie 22 januari 2014 (hierna: het beleidskader) heeft de Staatssecretaris als uitgangspunt vastgelegd dat de tbs-gestelde regionaal wordt geplaatst, dat wil zeggen in de kliniek die het dichtst bij zijn
woonplaats ligt, tenzij sprake is van een contra-indicatie.

Als mogelijke contra-indicatie voor plaatsing in een FPC binnen de eigen regio wordt in het beleidskader onder meer genoemd een verstandelijke handicap (een IQ van minder dan 80) en verblijf van familie of bekenden in de tbs-inrichting. Uit de
inlichtingen namens de Staatssecretaris volgt dat klager volgens Veldzicht niet testbaar is, maar baat heeft bij een behandeling voor patiënten met een verstandelijke beperking. Deze behandeling kan slechts in een beperkt aantal tbs-inrichtingen worden
gegeven: De Rooyse Wissel, De Woenselse Poort, Hoeve Boschoord, De Kijvelanden en FPC Van Mesdag. Door Veldzicht en de Staatssecretaris is aangegeven dat voor plaatsing in de drie eerstgenoemde inrichtingen een contra-indicatie bestaat omdat in die
inrichtingen bekenden en ex-familieleden van klager verblijven. Verder heeft de Staatssecretaris aangevoerd dat De Kijvelanden geen plek beschikbaar heeft, maar FPC Van Mesdag wel, zodat voor klager alleen overplaatsing naar die tbs-inrichting mogelijk
was.
Het is onvermijdelijk dat als gevolg van een overplaatsing enige vertraging in de behandeling optreedt. Niet is gebleken dat in klagers geval sprake is van een ernstige vertraging in zijn behandeling. Klager is op de wachtlijst geplaatst voor de
delictscenarioprocedure, die klager binnen de moeizame verlopen behandeling niet in Veldzicht heeft kunnen afronden terwijl daarvoor voldoende tijd was uitgetrokken. Al vóór klagers overplaatsing heeft de Staatssecretaris FPC Van Mesdag een machtiging
voor begeleid verlof van klager verleend. Namens de Staatssecretaris is ter zitting verklaard dat FPC Van Mesdag streeft naar het op korte termijn opstarten van het begeleid verlof. Overigens staat de wijze waarop en het tempo waarbinnen door een
tbs-inrichting invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling en resocialisatie niet ter beoordeling van de beroepscommissie.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager over te plaatsen naar FPC Van Mesdag, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en prof. dr. B.C.M. Raes, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 27 juli 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven