Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1092/GA, 15/1093/GA en 15/1094/GA, 20 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 15/1092/GA, 15/1093/GA en 15/1094/GA

betreft: [klager] datum: 20 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van het bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. S.T. van Berge Henegouwen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de uitspraken van 20 maart 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de racistische uitlatingen van (een) medegedetineerde(n) tegen klager;
b. het niet voortvarend behandelen van klagers verzoek tot overplaatsing en
c. het niet ’s avonds mogen bereiden van voeding.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag als vermeld onder a. en c. op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.
De beklagrechter heeft het beklag als vermeld onder b. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft ten aanzien van de klacht als vermeld onder a. een brief aan de directeur geschreven waarin hij zijn zorgen heeft geuit met betrekking tot
de dreigende situatie op zijn afdeling. Medegedetineerden bevestigen dat Joodse gedetineerden op de afdeling worden bedreigd. De klacht richt zich feitelijk tegen het nalaten van de directeur om op te treden tegen de bedreigende situatie.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. stelt klager dat hij reeds twee maanden vóór de directeur het selectieadvies heeft ondertekend een officiële aanvraag tot overplaatsing heeft ingediend bij de verkeerde instantie. De aanvraag had moeten
worden doorgezonden aan de juiste instantie.
Voor wat betreft het beklag als vermeld onder c. stelt klager dat het feit dat gedetineerden die verblijven in het basisprogramma in de avonduren geen warme maaltijden mogen bereiden, nergens uit blijkt.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagrechter. Voorts is aangevoerd dat de oorspronkelijke klacht als vermeld onder a. ongeoorloofd wordt verruimd. De oorspronkelijke klacht ziet op een specifiek incident. Voor wat betreft het
beklag onder b. verzuimt klager bewijs te leveren voor de stelling dat hij al eerder een aanvraag tot overplaatsing heeft ingediend, noch wordt aangegeven welke instantie verantwoordelijk zou zijn voor het doorsturen van dit eerdere verzoek.

3. De beoordeling
Voor wat betreft het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie als volgt. Namens klager is eerst in beroep aangevoerd dat de klacht zich feitelijk richt tegen het nalaten van de directeur op te treden tegen de bedreigende situatie. De
beroepscommissie stelt vast dat klagers beklag echter ziet op een concrete situatie die zich heeft voorgedaan op 31 oktober 2014. Over het gestelde nalaten van de directeur heeft klager niet eerder geklaagd en het beklag kan niet eerst in beroep op de
voorgestane wijze worden uitgebreid.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – voor zover dat is komen vast te staan – naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. De beroepscommissie merkt daarbij op dat anders dan de
beklagrechter heeft geoordeeld, het beklag niet ziet op gedrag van het gevangenispersoneel, maar op dat van een medegedetineerde. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. en c. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd – voor zover dat is komen vast te staan – naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot andere beslissingen kan leiden dan die
van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van Eijk, secretaris, op 20 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven