Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1159/GA, 20 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1159/GA

betreft: [klager] datum: 20 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.H.J. van Rhijn, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 maart 2015 van de beklagcommissie bij het PPC Haaglanden te Den Haag

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 juli 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman, mr. J. Zevenboom, en namens de directeur van het PPC Haaglanden [...], juridisch medewerker.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde - betreft:
a. het volgen van een foutieve procedure rondom de urinecontrole van 24 november 2014;
b. een ordemaatregel d.d. 28 november 2014 van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van één week, uitsluiting van deelname aan activiteiten en intrekking of beperking van het eerstkomend verlof wegens een positieve
urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De in de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen voorgeschreven handelwijze is niet gevolgd, doordat een medewerker de stickers op de
buisjes
heeft geplakt. Klager betwist de uitkomst van de urinecontrole. Hij heeft geen cocaïne gebruikt. Het ligt op de weg van de directeur om er zorg voor te dragen dat het afnemen van urine plaatsvindt op de wijze als beschreven in de Regeling. Van een
gedetineerde kan niet verwacht worden dat hij volledig op de hoogte is van de wijze waarop de urinecontrole zou moeten plaatsvinden. Gegrondverklaring van dit deel van de klacht zou tevens tot gegrondheid van zijn klacht over de ordemaatregel moeten
leiden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Tijdens zijn verblijf in de z.b.b.i. heeft klager positief gescoord op cocaïne. Het betreft een forse score. Klager heeft geen herhalings- of
bevestigingsonderzoek aangevraagd. Klager heeft getekend voor het juist verlopen van de procedure. Het betreffende personeelslid heeft in goede harmonie met klager de stickers erop geplakt. Indien een gedetineerde positief scoort, wordt hij
overgeplaatst naar een normaal beveiligde inrichting en zolang afgezonderd. De procedure hiervoor gaat snel, in dit geval zes uur. De terugplaatsing wordt al gezien als bestraffing.

3. De beoordeling
a.
Om twijfels over de betrouwbaarheid van het onderzoek te voorkomen, is het essentieel dat de in artikel 3 van de Regeling beschreven procedure van het urineonderzoek wordt gevolgd. Volgens deze procedure verdeelt de gedetineerde onder toezicht van een
ambtenaar of medewerker de urine over twee aan hem verstrekte buizen. De gedetineerde sluit de buizen af, waarna de ambtenaar of medewerker controleert of de buizen goed zijn afgesloten. De gedetineerde plakt vervolgens stickers met een uniek
registratienummer of code op de twee buizen. In het bijzijn van de gedetineerde controleert de ambtenaar of medewerker of het aanvraagformulier goed en volledig is ingevuld alsmede of het nummer/de code op de buizen overeenstemt met het nummer op het
aanvraagformulier. Zowel de gedetineerde als het personeelslid plaatsen een handtekening op het aanvraagformulier ter bevestiging dat de procedure correct is verlopen.

Bij de stukken bevindt zich het door klager ondertekende aanvraagformulier waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Akkoord voor procedure
procedure betekent;
* de uc is u de avond van te voren aangezegd
* u hebt de urine opgevangen in een potje
* u hebt de urine verdeeld over twee buisjes
* de buisjes & formulier zijn voorzien van de juiste stickers”

Klager stelt dat de urinecontrole niet volgens de hiervoor uitgeschreven wettelijke procedure is verlopen, doordat niet hij maar het personeelslid de stickers op de buisjes heeft geplakt. Ter zitting van de beroepscommissie heeft de directeur bevestigd
dat het personeel in goede harmonie met de gedetineerde de stickers op de buisjes plakt. Gesteld noch gebleken is dat hieraan bijzondere redenen ten grondslag liggen. Gelet hierop acht de beroepscommissie het aannemelijk dat de urinecontrole niet is
verlopen als in voornoemd artikel 3 van de Regeling is voorgeschreven. Een verwijzing naar het door klager ondertekende formulier gaat in dit geval niet op, temeer nu de hierin gekozen formulering niet inhoudt dat de stickers door klager op de buisjes
zijn geplakt.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.

b.
Gelet op de gegrondverklaring van klagers klacht over de gevolgde urinecontrole is niet komen vast te staan dat de orde en veiligheid in de inrichting dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming het noodzakelijk maakte klager een
ordemaatregel op te leggen. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager en stelt deze vast op € 20,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 20 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven