Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1227/GA (tussenbeslissing), 17 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:17-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1227/GA (tussenbeslissing)

betreft: [klager] datum: 17 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 april 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 juni 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord mevrouw [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Vught, en mevrouw [...], juridisch medewerkster bij de p.i. Vught.

Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft (de gevolgen van) klagers verblijf in de p.i. Vught, waaronder de toepassing van mechanische middelen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Hij heeft emotionele en psychische schade opgelopen gedurende zijn verblijf in de p.i. Vught. Door het handboeienregime heeft hij bovendien letsel
opgelopen
aan zijn hart, handen en voeten. Klager voelt zich onmenselijk behandeld. Hij heeft een trauma opgelopen en kan niet meer normaal functioneren in detentie.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager verbleef in de p.i. Nieuwegein, alwaar aan hem een ordemaatregel van observatie door middel van cameratoezicht en een disciplinaire straf van
veertien dagen opsluiting in een strafcel waren opgelegd. Klager heeft de tenuitvoerlegging van deze ordemaatregel en straf ondergaan op de BPG-afdeling van de p.i. Vught. Gedurende de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf heeft klager
mechanische middelen aangelegd gekregen vanwege zijn extreme gedrag. Dit gedrag bestond onder meer uit schelden, dreigen, schreeuwen, het verwonden van zichzelf en het onafgebroken bellen via de intercom. Toepassing van de mechanische middelen diende
het escalerend gedrag van klager te doorbreken.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich onvoldoende voorgelicht om inhoudelijk op het beroep te beslissen. Namens de beroepscommissie heeft de voorzitter ter zitting de directeur gevraagd om de navolgende vragen schriftelijk te beantwoorden dan wel te voldoen
aan
de volgende verzoeken:
a. In hoeverre heeft het optreden van de inrichtingsmedewerkers mede geleid tot het escaleren van klagers gedrag?
b. Is voor de toepassing van mechanische middelen nagegaan welke alternatieven er waren? Zo ja, waaruit bestonden deze alternatieven?
c. De beroepscommissie stelt vast dat zowel op 9 november 2014 als op 11 november 2014 mechanische middelen zijn aangebracht bij klager. De onderliggende stukken bevatten alleen een mededeling tot toepassing van mechanische middelen van 9 november
2014. De beroepscommissie verzoekt u nadere informatie te overleggen omtrent de toepassing van mechanische middelen op 11 november 2014.

Bij brief van 30 juni 2015 heeft de directeur inmiddels bovenstaande vragen beantwoord. Nu het inlichtingen betreft die zijn ingekomen na het ontslag van de voorzitter van de beroepscommissie als lid van de Raad, zal de zaak in handen worden gesteld
van
een beroepscommissie van de Raad in een andere samenstelling teneinde te beslissen en te doen wat overigens noodzakelijk wordt geacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus beslist in raadkamer door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. A.M. van Kalmthout en dr. H.G. van de Bunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 26 juni 2015 en verzonden op 17 juli 2015.
Deze beslissing is bij ontstentenis van de voorzitter getekend door dr. A.M. van Kalmthout en de secretaris.

secretaris lid van de Raad

Naar boven