Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0642/GA, 16 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:16-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/642/GA

betreft: [klager] datum: 16 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.A.G.M. Landerloo, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 februari 2015 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie, voor zover in beroep aan de orde,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juni 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn een kantoorgenoot van klagers raadsvrouw, mr. J.J.H.M.de Crom, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie De Schie,
gehoord.
Klager, die was uitgenodigd om tevens namens vier andere klagers in vergelijkbare zaken het woord te voeren, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de duur van het voor klager geldende dagprogramma.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De beklagcommissie heeft klager terecht ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De beklagcommissie stelt dat het aan klager
aangeboden dagprogramma op papier 37 uur en 45 minuten aan activiteiten per week bedroeg. In de praktijk werd klager zelfs maar 31 uur en 30 minuten per week aan activiteiten geboden. Dit is in strijd met de resocialisatiedoelstelling, zoals neergelegd
in de Pbw en de European Prison Rules. De European Prison Rules kunnen weliswaar geen nationale wetgeving opzij zetten, maar dienen wel te gelden als aanbeveling. Klager verwijst naar het bepaalde in artikel 6 van de European Prison Rules waarin is
bepaald dat alle vormen van detentie gericht moeten zijn op herintegratie in de maatschappij. Voorts is het dagprogramma in strijd met artikel 2, vierde lid, van de Pbw en artikel 3 van de European Prison Rules, het beginsel van minimale beperkingen.
Klager werd aan het meest beperkte dagprogramma onderworpen dat mogelijk is. Artikel 25, tweede lid, van de European Prison Rules stelt dat het regime de gedetineerde de mogelijkheid dient te geven zoveel mogelijk uur buiten de cel te verblijven. Ook
de
adviescommissie van de Raad was de mening toegedaan dat dit in strijd is met het beginsel van minimale beperkingen. Voorts is in de toelichting op de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (wijziging van de Regeling met ingang
van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617) opgenomen dat het basisprogramma 43 uur aan activiteiten omvat, inclusief arbeid. Hier wordt niet aan voldaan. Er is een periode geweest dat er geen of heel weinig arbeid werd aangeboden. Hier is een klacht
tegen
ingediend en deze klacht is gegrond verklaard. Ook waren de activiteiten ‘pauze’ en ‘winkel’ opgenomen in het dagprogramma, maar ‘pauze’ hield slechts pauze in voor het personeel en ‘winkel’ hield in dat door klager bestelde boodschappen naar zijn cel
werden gebracht. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming van € 15,= per dag dat hij aan het dagprogramma heeft deelgenomen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het vastgestelde dagprogramma is conform het beleidskader Dagprogramma, beveiliging en toezicht op maat (DBT). In het
basisprogramma wordt 42 uur en 30 minuten aan activiteiten geboden. Hierbij gaat het om 18 uur en 30 minuten aan ‘recht-activiteiten’, 20 uur arbeid en 4 uur resocialisatie-activiteiten. Ten aanzien van die laatst genoemde activiteiten geldt dat dit 4
uur zou kunnen zijn, maar dit is indicatief en verschilt per individu. Op basis van het Detentie- en Re-integratieplan worden bijvoorbeeld interventietrainingen aangeboden. Deze resocialisatie-activiteiten zijn niet opgenomen in het dagprogramma. Het
dagprogramma op papier bedraagt daarom 38 uur en 30 minuten. In het huis van bewaring zijn gedetineerden niet verplicht om te werken. Dus gedetineerden kunnen er ook voor kiezen niet aan de arbeid deel te nemen, zodat het aantal uur arbeid per
gedetineerde verschilt. Het klopt dat er op het gebied van arbeid problemen zijn geweest. Er was gedurende een periode sprake van een personeelstekort waardoor de arbeid uitviel. Dit is echter een andere kwestie.

3. De beoordeling
Klagers klacht heeft betrekking op het dagprogramma dat hem in het basisprogramma is aangeboden. Deze klacht ziet naar het oordeel van de beroepscommissie op een algemene voor alle in het basisprogramma verblijvende gedetineerden geldende regel. Tegen
een algemene regel staat in beginsel geen beklag open, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Derhalve dient de beroepscommissie na te gaan of sprake is van strijd met wet- of regelgeving van hogere orde.

Bij uitspraak van 24 november 2014 (14/3363/GA en 14/3392/GA) heeft de beroepscommissie overwogen dat het de Staatssecretaris vrij stond “de inrichtingen die voor invoering van het programma DBT waren aangewezen als inrichting met een regime van
algehele gemeenschap, aan te wijzen als inrichting met een regime van beperkte gemeenschap.” De locatie De Schie te Rotterdam is bij bestemmingsaanwijzing van 18 maart 2014 onder meer aangewezen als een huis van bewaring met een regime van beperkte
gemeenschap.
Ingevolge artikel 3, derde lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) wordt aan gedetineerden die verblijven in een regime van beperkte gemeenschap tussen de 18 uren en 63 uren per week aan activiteiten en bezoek geboden. De beroepscommissie wijst erop
dat in de Pm voor wat betreft het regime van beperkte gemeenschap enkel eisen zijn gesteld ten aanzien van de duur van het activiteitenprogramma en – anders dan voor wat betreft het regime van algehele gemeenschap – niet ten aanzien van de duur van het
dagprogramma. In een regime van beperkte gemeenschap valt het activiteitenprogramma veelal samen met het dagprogramma.

Ter zitting is door de directeur meegedeeld dat aan gedetineerden die verblijven in het basisprogramma een activiteitenprogramma wordt aangeboden van 38 uur en 30 minuten week, exclusief 4 uur resocialisatie-activiteiten. Daarmee voldoet het
activiteitenprogramma in het basisprogramma ruimschoots aan de in artikel 3, derde lid, van de Pm neergelegde norm. Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat, zoals klager stelt, het activiteitenprogramma 31 uur en 30 minuten per week bedraagt, voldoet
het
dagprogramma ruimschoots aan de ondergrens van artikel 3, derde lid, van de Pm. Gezien het vorenstaande oordeelt de beroepscommissie dat het aan klager aangeboden dagprogramma niet in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Hierbij is in aanmerking
genomen dat de toelichting op de wijziging van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden niet kan worden aangemerkt als hogere wet- of regelgeving. Hetgeen namens klager is aangevoerd omtrent strijd met het beginsel van minimale
beperkingen dan wel de resocialisatiedoelstelling, leidt, gelet op de hiervoor genoemde norm van artikel 3, derde lid, van de Pm, niet tot een ander oordeel. Om die reden is klager niet-ontvankelijk in zijn beklag. De beroepscommissie zal de uitspraak
van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem - Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 16 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven