Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0841/GA, 16 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:16-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/841/GA

betreft: [klager] datum: 16 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 maart 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juni 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught, gehoord.
Klagers raadsman, mr. P.B.A. Acda, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering om klager hele dagen te laten werken.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Nadat klager na afloop van de schorsing van zijn preventieve hechtenis weer in de inrichting terugkeerde, werd gesuggereerd dat
hij in het magazijn mocht werken. Hem is toegezegd dat hij hele dagen zou kunnen werken. Klager wilde op dat moment niet meedoen aan het project ‘Proeftuin’, omdat er nog onduidelijkheid bestond over het project en hij er van uit ging dat hij hele
dagen
in het magazijn mocht werken. Klager werd echter geweigerd bij het magazijn. Volgens zijn mentor, casemanager en diverse personeelsleden voldeed hij aan alle criteria. Andere gedetineerden, waaronder de heer. H., de R., en K., die hele dagen werken
hebben evenals klager ook nog geen interventieplan. Klagers detentie zal in 2019 eindigen.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Als uitgangspunt geldt dat er een interventieplan dient te zijn alvorens gedetineerden hele dagen mogen werken. Klager
verschilt hierin niet van anderen. Voor deelnemers aan de ‘Proeftuin’ gelden andere criteria. Klager had, volgens zijn casemanager, geen interesse in deelname aan de Proeftuin. Het klopt dat klager zijn heftruckcertificaat had behaald en dat er bij hem
verwachtingen zijn gewekt. Het is echter niet aan het Multi Disciplinair Overleg (MDO) om te beslissen over de vraag of een gedetineerde hele dagen mag werken, maar aan de vrijhedencommissie. De vrijhedencommissie heeft beslist dat klager nog geen
volledige dagen mag werken, omdat er nog geen gedragsinterventies zijn geïndiceerd. Dit is pas aan de orde gedurende de laatste twee jaar van de detentie. Andere gedetineerden zonder interventieplan mogen evenmin hele dagen werken, uitgezonderd
deelnemers aan het project ‘Proeftuin’.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 47, eerste en tweede lid, van de Pbw heeft de gedetineerde recht op deelname aan de in de inrichting beschikbare arbeid en dient de directeur voor de beschikbaarheid van arbeid voor de gedetineerden zorg te dragen, voor zover de
aard van de detentie zich daar niet tegen verzet.
De beroepscommissie merkt allereerst op dat er in beginsel geen recht bestaat op het verrichten van arbeid gedurende volledige dagen. De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat er in de p.i. Vught ten
tijde
van de klacht twee manieren bestonden waarop gedetineerden in aanmerking konden komen voor het verrichten van arbeid gedurende hele dagen. Gedetineerden ten aanzien van wie arbeidstoeleiding in het interventieplan was vermeld, konden na advies van het
MDO en goedkeuring door de vrijhedencommissie, gedurende hele dagen werken. Voorts konden gedetineerden door middel van de pilot ‘Proeftuin’ in aanmerking komen voor het verrichten van arbeid gedurende hele dagen. Voor deelname aan de ‘Proeftuin’
golden
andere criteria en was geen interventieplan met arbeidstoeleiding vereist. Niet in geschil is dat klager had aangegeven geen interesse te hebben in deelname aan de ‘Proeftuin’. Evenmin is in geschil dat de einddatum van klagers detentie in 2019 valt en
er derhalve nog geen interventieplan met daarin arbeidstoeleiding ten aanzien van klager is opgesteld. Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de directeur dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking
genomen dat niet is gebleken dat het, zoals klager stelt, andere gedetineerden zonder interventieplan wel is toegestaan om (niet in het kader van de ‘Proeftuin’) hele dagen arbeid te verrichten. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 16 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven