Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2532/SGA, 3 augustus 2015, schorsing
Uitspraakdatum:03-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/2532/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 3 augustus 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, tevens klaagschrift, van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Hoogvliet te Rotterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 29 juli 2015, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van
zeven dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 29 juli 2015 om 11:45 uur en eindigend op 5 augustus 2015 om 11:45 uur, wegens een poging tot brandstichting tijdens een rechtbankbezoek.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 31 juli 2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dit niet het geval.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder een mutatierapport van de politie van 28 juli 2015 begrepen, wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker in een groepscel bij de rechtbank Rotterdam met een aansteker en papier heeft gepoogd
brand te stichten. Gelet hierop kon de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in redelijkheid onderhavige beslissing nemen. Het verzoek zal worden afgewezen.

De voorzitter overweegt nog het volgende. Uit de door de directeur verstrekte schriftelijke inlichtingen is niet gebleken dat verzoeker verslag is aangezegd. Namens de directeur is desgevraagd telefonisch medegedeeld dat van het onderhavige incident in
de inrichting inderdaad geen verslag is opgemaakt. De voorzitter verbindt hier geen consequenties aan nu het incident is gerapporteerd door een arrestantenbewaarder van de politie en het mutatierapport niet heeft te gelden als een verslag als bedoeld
in
artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter behoefde in de inrichting, ook gelet op de aard van het incident waarvan voor verzoeker zonder meer duidelijk moet zijn geweest dat dit niet zonder gevolgen zou blijven,
geen verslag te worden opgemaakt en aangezegd.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 3 augustus 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven