Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1117/JA, 3 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:03-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1117/JA

betreft: [klager] datum: 3 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim,

gericht tegen een uitspraak van 23 maart 2015 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 juni 2015, gehouden in de j.j.i. Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. I. Raterman en [...], algemeen directeur en [...], juridisch medewerkster, beiden verbonden aan de j.j.i.
Teylingereind.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft de weigering door de directeur een bedrag van klagers rekening-courant over te boeken naar een rekening van een derde buiten de inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming toegekend van € 10,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ingevolge artikel 51, tweede lid Bjj heeft jeugdige de beschikking over een
rekening-courant in de inrichting. Dit is geen reguliere rekening maar een sub-rekening op de rekening van Teylingereind. Een jeugdige kan daarom niet vrijelijk over zijn rekening beschikken. Het beheer ligt bij afdeling financiële zaken. Op de
rekening-courant wordt het zakgeld gestort maar ook derden zoals familieleden kunnen via deze rekening geld aan de jeugdige overmaken. De rekening-courant wordt voornamelijk gebruikt om goederen te bestellen die door inrichting worden geleverd.
De door klager verzochte hoge transactie, het betreft een bedrag van € 130,=, riep vragen op. Onderzoek wees uit dat er geen aantoonbare relatie was tussen klager en de persoon aan wie hij geld wilde laten overmaken (hierna: geadresseerde). Klager
ontving deze persoon bijvoorbeeld niet als bezoek, terwijl deze persoon wel bij een andere jeugdige op bezoek kwam. De geadresseerde heeft wel in Teylingereind verbleven, maar niet gelijktijdig met klager. Er ontstond een vermoeden van afpersing of
verkrijging van contrabande. Voorts heeft eerder onderzoek uitgewezen dat er geldstromen liepen vanuit de groepsgenoot en het vermoeden bestond over handel in en misbruik van kaarten bij de groepsgenoot van klager die geadresseerde wel zou kennen.
Klager wil geen duidelijkheid geven over de reden van de betaling of de relatie met geadresseerde. Overboeken in deze situatie is in strijd met de zorg en de verantwoordelijkheid die de directeur over de jongeren heeft met betrekking tot de geestelijke
en lichamelijke ontwikkeling.

Namens klager is in beroep aangevoerd dat verondersteld werd dat klager de geadresseerde wel kent, het zou een voormalig groepsgenoot zijn. Er is geen onderbouwing voor de veronderstelling dat er sprake zou kunnen zijn van afpersing of poging tot
invoer van contrabande. Er kan niet van klager, die niet vrijelijk over zijn rekening-courant kan beschikken, verwacht worden dat hij een reden geeft waarom hij een bepaald bedrag aan iemand wil overboeken. Hiermee zou zijn privacy geschonden worden.
Er
is onvoldoende onderbouwing voor de conclusie dat de orde en de veiligheid in de inrichting of de lichamelijke of geestelijke gesteldheid van klager in het geding zouden zijn.

3. De beoordeling
Artikel 51 Bjj bepaalt, voor zover hier van belang, in het eerste lid dat het bezit van contant geld door de jeugdigen in de inrichting of een afdeling verboden is, tenzij in de huisregels anders is bepaald. Het tweede lid geeft aan dat in
inrichtingen
of afdelingen waar het bezit door de jeugdigen van contant geld verboden is, de jeugdige de beschikking heeft over een rekening-courant bij de inrichting. Het vierde lid bepaalt dat in de huisregels nadere regels kunnen worden gesteld omtrent het
gebruik van de rekening-courant. Deze regels kunnen een beperking inhouden van het bedrag waarover de jeugdige ten hoogste door middel van zijn rekening-courant mag beschikken.
In artikel 12.1 van de huisregels van de j.j.i.Teylingereind is enkel, ook voor zover hier van belang, het volgende bepaald: ‘Je mag in Teylingereind geen contant geld hebben. Van Teylingereind krijg je per dag zakgeld op je rekening bijgeschreven. Je
ouders/verzorgers kunnen geld naar deze rekening overmaken. Wat je per week maximaal mag besteden is afhankelijk van het basisprofiel waarin je je bevindt. Je moet dit geld dan wel op je rekening hebben staan. Bovenop deze maximale bedragen mag je per
week eveneens voor een maximumbedrag je telefoonkaart opwaarderen. Ook hiervoor geldt dat je saldo toereikend moet zijn. Over de hoogte van de voor jou geldende bestedingsbedragen word je geïnformeerd op de groep waar je verblijft.’
Artikel 4, derde lid onder c Bjj bepaalt dat de directeur bevoegd is jeugdigen aanwijzingen te geven, voor zover zulks noodzakelijk is in het belang van hun geestelijke of lichamelijke ontwikkeling.

Vastgesteld kan worden dat in wet- en regelgeving geen duidelijke richtlijnen zijn gegeven over de wijze waarop een jeugdige over zijn rekening-courant kan beschikken. Nu er geen regels zijn waaraan getoetst kan worden dient er sprake te zijn van een
redelijke belangenafweging. Hiervan is in dit geval sprake. Daartoe wordt overwogen dat vast staat dat klager een relatief hoog bedrag wilde laten overboeken aan een persoon waarvan het voor de directeur niet duidelijk was of er een relatie was met
klager en zo ja wat de relatie tussen beiden was. Klager weigerde hieromtrent desgevraagd duidelijkheid te verschaffen.
Verder was uit eerder onderzoek naar voren gekomen dat de groepsgenoot, van wie wel een relatie met de geadresseerde bekend was, betrokken was bij opmerkelijke geldstromen.

Onder die omstandigheden heeft de directie juist en in het belang van de bescherming van de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van klager gehandeld door te weigeren de door klager verzochte transactie uit te voeren.

Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. J.J. Kole en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris,
op 3 augustus 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven