Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0626/JA, 3 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:03-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/626/JA

betreft: [klager] datum: 3 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Veldheer, namens

[...], geboren op 2 juli 1995, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 februari 2015 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 juni 2015, gehouden in de j.j.i. Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klagers raadsman voormeld en [...], algemeen directeur en [...], juridisch medewerkster, beiden verbonden aan de j.j.i. Teylingereind.
Klager, die inmiddels in vrijheid is en op behoorlijke wijze is opgeroepen, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
De beklagen, voor zover in beroep aan de orde, betreffen:
TE 2015/012: de beslissing van 23 december 2014 tot plaatsing van klager op kamer en het twee maal per dag laten luchten in een luchtkooi, omdat hij de groepsleiding zou hebben verteld dat hij plannen had te ontvluchten;
TE 2015/013: de beslissing van 23 december 2014 tot plaatsing van klager op een andere ruimte (16+) en het twee maal per dag laten luchten in een luchtkooi, omdat hij de groepsleiding zou hebben verteld dat hij plannen had te ontvluchten;
TE 2015/014: de beslissing van 23 december 2014 tot plaatsing van klager op een andere ruimte (16+) en het twee maal per dag laten luchten in een luchtkooi, omdat hij de groepsleiding zou hebben verteld dat hij plannen had te ontvluchten, ingegaan 27
december 204;
TE 2015/031: de beslissing van 23 december 2014 tot plaatsing van klager op een andere ruimte (16+) en het twee maal per dag laten luchten in een luchtkooi, omdat hij de groepsleiding zou hebben verteld dat hij plannen had te ontvluchten, ingegaan 29
december 2014.

De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van de onderdelen TE 2015/012 en TE 2015/013 ongegrond verklaard en het beklag ten aanzien van de onderdelen TE 2015/014 en TE 2015/031 formeel gegrond, maar materieel ongegrond verklaard, op de gronden
als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur is bevoegd tot het opleggen van ordemaatregelen. De beslissing tot plaatsing op de eigen kamer/16+ ruimte en luchten in de luchtkooi is ingevolge artikel 4, vierde lid, Bjj expliciet voorbehouden aan de directeur; de beslissingen zijn
genomen door drie met naam genoemde medewerkers. Niet blijkt wat hun functie is, in elk geval zijn ze geen directeur of plaatsvervanger, noch afdelingshoofd. Een machtiging tot het nemen van die beslissingen ontbreekt. Tot slot is de directeur niet
binnen 15 uur van de beslissingen op de hoogte gesteld.
Er was bij klager geen sprake van onttrekkingsplannen. Klager heeft alleen een keer verteld over een eerdere onttrekking uit Amsterbaken, maar dit gegeven is bij Teylingereind bekend. Het berust op een misverstand, klagers verhaal is niet juist
geïnterpreteerd. Klagers verhaal had nader onderzocht moeten worden.

Door en namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De juridische grondslag van de beslissingen is artikel 24 Bjj, omdat klager tijdens de reguliere groepsmomenten op zijn kamer verbleef. In enkele verlengingen is opgenomen dat klager in een andere ruimte zou zijn geplaatst, dit is een verschrijving.
Van
een artikel 25 Bjj plaatsing is geen sprake. Ingevolge artikel 4, vijfde lid kan de directeur een afdelingshoofd machtigen tot het nemen van bepaalde beslissingen. De drie genoemde medewerkers zijn teamleider en gemandateerd tot het nemen van
beslissingen als hier aan de orde.
Klager, van wie de eerdere onttrekking bekend was, heeft zich tegen de groepsleiding uitgelaten omtrent een onttrekking, welke door hen als mogelijke nieuwe onttrekking is geïnterpreteerd. Klager gaf in eerste instantie aan in vertrouwen zijn verhaal
te
hebben verteld, later ontkende hij iets omtrent een onttrekking verteld te hebben. Er was geen link tussen de eerdere ontvluchting en de wijze waarop klager sprak over een wellicht op handen zijnde ontvluchting.

3. De beoordeling
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Hiertoe wordt allereerst opgemerkt dat het beroep zich richt tot de ongegrondverklaring van de onderdelen TE 2015/012 en TE
2015/013, en de materiele ongegrondverklaring van de onderdelen TE 2015/014 en TE 2015/031.
Op basis van verschillende bronnen, waaronder in elk geval twee afzonderlijke rapportages van medewerkers, is geconcludeerd dat mogelijk sprake kon zijn van een bij klager aanwezige intentie de j.j.i. met hulp van buitenaf te ontvluchten. Van een
misinterpretatie is blijkens de stukken geen sprake. Daarbij komt dat klager door zijn verklaringen dat hij een en ander in vertrouwen heeft verteld en later aangeeft helemaal niets omtrent een op handen zijnde ontvluchting verteld te hebben de
situatie
niet duidelijker heeft gemaakt, maar juist meer rechtvaardiging heeft gegeven voor de door de directie genomen beslissingen. Om die reden heeft de directeur juist gehandeld door klager de meergenoemde (verlengingen van) kamerplaatsingen op te leggen.
Ter zitting is voldoende naar voren gekomen dat er ook daadwerkelijk van kamerplaatsingen sprake is geweest in plaats van, zoals omschreven, plaatsing in een andere ruimte. Bij alle beslissingen is de juiste procedure gevolgd.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. J.J. Kole en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris,
op 3 augustus 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven