Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1958/GB, 30 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/1958/GB

Betreft: [klager] datum: 30 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 juni 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 6 maart 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam.

3. De standpunten en adviezen
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing niet naar behoren onderbouwd. De rapportage van de reclassering waarin negatief wordt geadviseerd omdat klager niet mee zou willen werken aan
interventies is onacceptabel. Klager heeft namelijk gemeld dat hij overal aan mee wil werken. De reclasseringswerker is tevens nooit teruggekomen om het rapport door te nemen en te ondertekenen, terwijl klager uitdrukkelijk heeft vermeld het daar niet
mee eens te zijn. Toch is het reclasseringsrapport gebruikt om de fasering te beoordelen. RSJ, 26 april 2007, 07/0724/GA is hier van toepassing. De enkele weigering om mee te werken met het traject Terugdringen Recidive (TR) kan geen grond zijn de
aanvraag voor algemeen verlof af te wijzen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd. Het hoger beroep is voor onbepaalde tijd aangehouden. Het valt niet uit te sluiten dat het gerechtshof
klager tot een hogere straf zal veroordelen. Tevens is klager meerdere keren veroordeeld voor soortgelijke delicten. Ook adviseert de reclassering negatief omdat uit de afgenomen risicoanalyse blijkt dat het recidiverisico hoog is. Verder blijkt uit
eerder reclasseringstoezicht dat klager zich niet aan de gemaakte afspraken houdt en wil hij geen medewerking verlenen aan het hulpverleningstraject. De uitspraak van de RSJ die klager aanhaalt ziet op algemeen verlof en niet op detentiefasering.
Voorts
heeft de inrichting negatief geadviseerd omdat klager niet aan zijn problematiek wil werken. Hij volgt geen interventies gericht op het verlagen van zijn recidiverisico. Gelet op deze adviezen is de beslissing in redelijkheid en op juiste gronden
genomen.

3.3. De reclassering geeft in haar advies van 22 april 2015 aan dat gelet op de houding van klager, zijn voortdurende discussies over de regelgeving en het niet inzien van het nut om te moeten werken aan gedragsverandering om recidive in de toekomst
te voorkomen, de rapporteur ernstige twijfels heeft bij de gestelde motivatie van klager en bij zijn wil om zich actief te zullen gaan inzetten tijdens een p.p. en dat hij zich zal gaan houden aan de bijzondere voorwaarden. Naast het ontbreken van
voldoende motivatie ontbreekt het klager ook aan een dagbesteding van minimaal 26 uur per week.

Op 17 april 2015 heeft de reclassering de rechtbank geadviseerd in het kader van de zitting. In dit advies is aangegeven dat er op 27 februari 2014 door de reclassering een plan van aanpak is opgesteld waarin de reclassering zich nog steeds kan vinden.
De aandacht in het plan van aanpak was gericht op de schuldhulpverlening, huisvesting, behandeling voor gedrag en aandacht voor middelengebruik. Interventies op bovenstaande gebieden worden nog steeds geïndiceerd geacht. Klager heeft echter te kennen
gegeven hier niet open voor te staan. Ook ten aanzien van een laatste gedeelte van zijn huidige straf geeft hij te kennen dat hij liever zijn laatste periode uitzit dan dat hij behandelingen en dergelijke zal volgen. Voor de openstaande zaken stelt hij
verder ook niet te vrezen aangezien hij de reclassering te kennen geeft zeker te weten dat hij zal worden vrijgesproken. Om die reden lijkt het uitvoeren van een reclasseringstoezicht niet haalbaar en wordt dit derhalve niet geadviseerd.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Klagers recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden worden als hoog ingeschat. Uit de stukken blijkt dat klager onvoldoende gemotiveerd is om aan deze risico’s te werken en niet openstaat voor behandeling en begeleiding
van de reclassering. Klager betwist deze weigerachtige houding, maar heeft zijn stelling niet nader onderbouwd. Daarbij ontbreekt het klager aan dagbesteding tijdens een p.p. De beroepscommissie overweegt dat enkel een weigering om mee te werken aan
een
TR-traject onvoldoende is om klagers verzoek af te wijzen. Desalniettemin zijn er gelet op het negatieve selectieadvies en het negatieve reclasseringsadvies zodanige contra-indicaties bij klager aanwezig dat deelname aan een p.p. niet aan de orde kan
zijn. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
E.M. Breugem, secretaris, op 30 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven