Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1035/TA, 7 oktober 2002, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1035/TA

betreft: [klager] datum: 7 oktober 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 23 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak d.d. 25 april 2002 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 augustus 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel, locatie Zwolle te Zwolle, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting mr. [...],staffunctionaris algemene en juridische zaken, en dhr. De H., sociotherapeut. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van een hoeveelheid eigendommen van klager.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Tijdens klagers separatie in oktober 1999 is zijn kamer schoongemaakt en het sanitair vervangen. Op 21oktober 2001 is klager in beklag gegaan over het feit dat indertijd bij het reinigen van zijn kamer waardevolle spullen van hem zijn weggeraakt, weggegooid of verdwenen. Het afdelingshoofd, dhr. O. heeft verklaard dat klager zijnkamer dermate slecht had onderhouden dat een grondige reiniging nodig was en dat daarbij spullen van klager zijn opgeslagen in de afdelingskamer. Met klager is afgesproken dat hij alles geleidelijk weer terug zou krijgen mits hijzijn kamer op orde zou houden. Dit is gebeurd. Slechts een aantal lege verpakkingen/dozen zijn niet teruggeven. Dhr. O. heeft verklaard dat er geen waardevolle zaken zijn verwijderd of weggegooid. In het magazijn was een kleinaantal spullen opgeslagen. Er was geen sprake van een ontruiming maar van tijdelijke opslag elders op de afdeling om klagers kamer goed te kunnen reinigen en het sanitair te vervangen. De beklagcommissie is niet ingegaan op deontvankelijkheidsvraag en ook niet op het feit dat klager met geen enkel bewijsstuk kan aantonen dat de door hem genoemde zaken daadwerkelijk aanwezig waren in zijn verblijf. De mogelijkheid dat klager slecht functioneerde en zelfzaken heeft weggedaan of weggegooid wordt ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Het komt vreemd voor dat een afdelingshoofd van de kliniek een hoeveelheid zaken met een waarde van f. 9.935,--, zoals door klager wordt geclaimd,zou hebben weggegooid. Klagers kamer is niet ontruimd maar opgeruimd. Het was niet de bedoeling om de voorwerpen structureel te verwijderen. Het was verstandiger geweest om toch een verslag op te maken. Verzocht wordt om deuitspraak van de beklagcommissie te vernietigen en de klacht niet-ontvankelijk te verklaren nu klager pas na twee à drie jaar in beklag is gegaan. Indien de beroepscommissie van oordeel is dat klager wel kan worden ontvangen in zijnklacht wordt verzocht de klacht ongegrond te verklaren daar klager in eerste instantie zelf verantwoordelijk is voor zijn eigendommen gelet op paragraaf 4.1.1. van de huisregels. Mocht de beroepscommissie van oordeel zijn dat deklacht geheel of gedeeltelijk gegrond is dan zal klager toch minimaal bewijsstukken moeten overleggen teneinde iets zinvols te kunnen zeggen over de waarde. Betwist wordt de stelling van klager dat uit het gegeven dat geen lijst isopgemaakt kan worden geconcludeerd dat de door klager opgegeven voorwerpen ter waarde van f. 9935,-- aanwezig waren op zijn kamer en verloren zijn gegaan.

Dhr. De H., sociotherapeut heeft ter zitting verklaard dat in de kamer van klager is geconstateerd dat de natte hoek erg vervuild was. De wc diende vervangen te worden. De rest van klagers kamer is gereinigd. Omdat klagers kamergewit werd is een deel van klagers bezittingen elders gestald op de afdeling of naar het magazijn gegaan. Rotzooi en lege verpakkingen zijn weggegooid. Klager heeft zijn pc en toebehoren mogen behouden. Overbodige voorwerpen zoalsglazen en serviesgoed zijn naar het magazijn gegaan. Er is niets van waarde weggegooid.

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft het personeel erop gewezen dat zij verslag dienden op te maken. Klagers verblijf was niet smerig. Klager heeft zijneigendommen pas in oktober 2001, twee jaar nadat ze in beslag waren genomen, teruggekregen. Terwijl hij gesepareerd was heeft hij meermalen naar zijn eigendommen gevraagd. Het gaat om dure voorwerpen. Klager wenst € 4.000,-- terugte ontvangen. Klager acht bewezen dat de door hem opgegeven vermiste voorwerpen in zijn kamer aanwezig waren nu er geen lijst van aangetroffen voorwerpen is opgemaakt.

3. De beoordeling
Namens het hoofd van de inrichting is gesteld dat klager niet in zijn klacht zou kunnen worden ontvangen nu dit beklag door klager is ingediend twee jaar na vermissing van zijn eigendommen. De beroepscommissie is van oordeel datniet weersproken is dat klager pas in oktober 2001 zijn eigendommen terug heeft ontvangen en toen pas kon vaststellen welke eigendommen ontbraken. Nu klager in oktober 2001 in beklag is gegaan, is niet gebleken dat de in artikel 58,vijfde lid, van de Bvt bepaalde termijn is overschreden. Derhalve heeft de beklagcommissie klager niet ten onrechte ontvankelijk geacht zodat het beroep op dit punt ongegrond wordt verklaard.

Uit de stukken en de behandeling ter zitting is vast komen te staan dat klagers inventaris door personeel is verplaatst: een deel van klagers eigendommen is in het magazijn of elders op de afdeling opgeslagen en een deel van zijneigendommen is weggegooid, zonder dat hiervan verslag is opgemaakt. Derhalve kon klager niet daadwerkelijk toezicht houden op zijn eigendommen en rust op het hoofd van de inrichting de verplichting om onder dergelijke omstandighedenverslag te doen opmaken. Nu dit niet is geschied, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat het beklag gegrond is. Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan daarom niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie.Het beroep zal derhalve ook op dit onderdeel ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie derhalve met verbetering van de gronden bevestigen.
Voor wat betreft de door klager gevorderde schadevergoeding overweegt de beroepscommissie dat op grond van de Bvt enkel een tegemoetkoming kan worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak en niet in eendaadwerkelijke vergoeding van de schade kan worden voorzien. Terzake van schadevergoeding kan klager zich wenden tot allereerst het hoofd van de inrichting en eventueel in een latere fase de civiele rechter.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. E.J.Hofstee en dr. F. Koenraadt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 07 oktober 2002

secretaris voorzitter

nummer: 02/1035/TA

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 28 augustus 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel, locatieZwolle te Zwolle.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg
leden: mr. E.J. Hofstee en dr. F. Koenraadt.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert.

Gehoord zijn klager en namens het hoofd van de inrichting mr. [...], staffunctionaris algemene en juridische zaken, en dhr. De H., sociotherapeut.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht. Klagers kamer is niet ontruimd maar opgeruimd. Het was niet de bedoeling om de voorwerpen structureel te verwijderen. Het wasverstandiger geweest om toch een verslag op te maken. Verzocht wordt om de uitspraak van de beklagcommissie te vernietigen en de klacht niet ontvankelijk te verklaren nu klager pas na twee à drie jaar in beklag is gegaan. Betwistwordt de stelling van klager dat uit het gegeven dat geen lijst is opgemaakt kan worden opgemaakt dat de door klager opgegeven voorwerpen ter waarde van f. 9935,-- aanwezig waren op zijn kamer en verloren zijn gegaan.

Dhr. De H., sociotherapeut heeft ter zitting verklaard dat in de kamer van klager is geconstateerd dat de natte hoek erg vervuild was. De wc diende vervangen te worden. De rest van klagers kamer is gereinigd. Omdat klagers kamergewit werd is een deel van klagers bezittingen elders gestald op de afdeling of naar het magazijn gegaan. Rotzooi en lege verpakkingen zijn weggegooid. Klager heeft zijn pc en toebehoren mogen behouden. Overbodige voorwerpen zoalsglazen en serviesgoed zijn naar het magazijn gegaan. Er is niets van waarde weggegooid.

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft het personeel erop gewezen dat zij verslag dienden op te maken. Klagers verblijf was niet smerig. Klager heeft zijneigendommen pas in oktober 2001, twee jaar nadat ze in beslag waren genomen, teruggekregen. Terwijl hij gesepareerd was heeft hij meermalen naar zijn eigendommen gevraagd. Het gaat om dure voorwerpen. Klager wenst € 4.000,-- terugte ontvangen. Klager acht bewezen dat de door hem opgegeven vermiste voorwerpen in zijn kamer aanwezig waren nu er geen lijst van aangetroffen voorwerpen is opgemaakt.

secretaris voorzitter

Naar boven