Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0311/GA, 13 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:13-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/311/GA

betreft: [klager] datum: 13 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.M.F. Aarts, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 januari 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet, voor zover daarbij aan klager ten aanzien van klacht HO 2014-000203 geen tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juni 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is – namens de directeur van de locatie Hoogvliet – gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie De Schie.
Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt en op behoorlijke wijze was opgeroepen, is niet ter zitting verschenen.
Klagers raadsvrouw, mr. L.M.F. Aarts, heeft telefonisch bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming toegekend, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel wegens het uitschelden en het bedreigen van het personeel.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In de uitspraak is enkel vermeld dat de opgelegde straf, gelet op het gedrag van klager, niet onredelijk
of onbillijk was. Hoewel niet is voldaan aan een wettelijk voorschrift, heeft klager wel zeven dagen in afzondering verbleven. Niet gebleken is waarom is afgeweken van de door de beroepscommissie gehanteerde standaardbedragen voor vaststelling van de
tegemoetkoming. Verwezen wordt naar RSJ 16 juni 2012, 12/217/GA.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Na toewijzing van het schorsingsverzoek is klager uit de strafcel gehaald. Hij heeft twee dagen in de strafcel
verbleven. De directeur is van mening dat aan klager geen tegemoetkoming dient worden toegekend. Het was een fors incident. Klager heeft geen leed ondervonden van het niet aanzeggen van het schriftelijk verslag.

3. De beoordeling
De beroepscommissie kan zich verenigen met het oordeel van de beklagcommissie geen tegemoetkoming toe te kennen. Op basis van de stukken acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat klager het personeel heeft uitgescholden en bedreigd. Voorts is
in beroep onweersproken dat de disciplinaire straf in verband met toewijzing van een schorsingsverzoek reeds na twee dagen is beëindigd. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingediend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 13 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven